Roelant meets… Anne-Laure Van Neer – BvdM

Een nieuw boek van Anne-Laure van Neer is telkens opnieuw een gebeurtenis om naar uit te kijken. Haar nieuwste boek, Joséphine, is weer een heerlijk verhaal met een mix van humor en spanning, dat kenmerkend voor haar stijl is. We ontmoeten elkaar in haar woning vlakbij Antwerpen.
Roelant: ‘Anne-Laure, je zit echt in een bijzondere niche in de thrillerwereld, spanning gecombineerd met humor. Hoe ben je ertoe gekomen om juist dergelijke boeken te schrijven?’
Anne-Laure: ‘Dat is tweeledig eigenlijk. Ik ben zelf een grote fan van Tarantino en de Coen brothers, die films. In boekvorm ben ik dat nog niet vaak tegengekomen. Ik lees vaak literaire romans, maar die zijn in België vaak heel zware kost. Het gaat over opgroeien in armoede, over misbruik, en over wat ik zelf noem “misère onder de klokkentoren”. Dat is niet altijd wat een mens wil lezen. Je hebt niet telkens zin om nóg meer misère dan je al in de krant kunt zien, te lezen. Anderzijds waren er de thrillers, maar daar werd vaak plastisch beschreven hoe dat mensen uit elkaar gehaald werden of terug aan elkaar.’ [we lachen beide hartelijk]
Roelant: ‘Dat was ook niet je ding.’
Anne-Laure: ‘Nee. Het is allemaal zo zwaar en gruwelijk. Allé, dacht ik , als het er nog niet is, misschien kan ik het dan maken. Thema’s meenemen die je in de literatuur zou kunnen terugvinden en daar een verhaal over schrijven met hier en daar misdaad erin. Ik weet niet of ik het zo moet noemen. Het probleem is natuurlijk dat ik met het etiket ‘thriller’ blijf zitten, terwijl ik zelf niet vind dat ik thriller-achtige dingen schrijf. Mijn verhalen zijn niet bloedstollend of gruwelijk.’
Roelant: ‘Ik vind het wel degelijk thrillers. Alleen een ander soort. Bij jouw boek Maurice moest ik heel erg denken aan de film Serial Mum, een film die één van mijn dochters zo’n beetje de engste film vond die ze gezien had, terwijl het een komedie is. Bij deze laatste van je moest ik erg denken aan de film Fargo [van de Coen brothers].’
Anne-Laure: ‘Dat is tof, hè. Leuke films. Dat werkt heel bevrijdend. Hetzelfde als oudere mensen als hoofdpersonage gebruiken.’
Roelant: ‘Ja, want dat is iets wat jij veel doet.’
Anne-Laure: ‘Dat is ook heel bevrijdend. Die mensen hebben eigenlijk al alles meegemaakt wat je mee kunt maken. Die zijn opgegroeid in soms moeilijke omstandigheden, die hebben lief gehad, hebben verlies geleden, die hebben alles al achter de rug. Dan denk ik dat er een zeker moment komt dat je een beetje een je-m’en-fou houding krijgt. De drama’s die ge kunt hebben als ge twintig of dertig bent, zijn voor hen niet meer onoverzichtelijk of onoverkomelijk. Dat komt wel oké denken ze dan vaak. En om in dat perspectief te kunnen schrijven, is heel bevrijdend. Ze laten veel meer los op de een of andere manier.’
Roelant: ‘Als we bijvoorbeeld Brigitte nemen uit je boek, wat ik een heerlijk personage vind, die het lonken niet kan laten en zichzelf nog steeds een femme fatale voelt.’
Anne-Laure: ‘Dat is fantastisch. Je kent vast zelf wel dat soort mensen. Dat maakt het heel grappig om te beschrijven. Net als zo’n kolonel die heel zijn leven strak in de discipline zat en alles ordelijk doet. Dat zijn diverse archetypes met allemaal levenswijsheid, die ik met elkaar meng.’
Roelant: ‘En die vormen een clubje. Dat is belangrijk, want veel ouderen zitten alleen en dan gebeurt er niks.’
Anne-Laure: ‘In onze maatschappij blijven veel mensen vast aan hun huis zitten, aan dat wat ze kennen, ook als dat eigenlijk niet meer gaat. Wanneer die mensen alleen komen te staan, gaan ze vaak vereenzamen. Eenzaamheid moet een van de meest verschrikkelijke dingen zijn. Het idee van grote serviceflats waar mensen samen zijn, is niet zo slecht.’
Roelant: ‘Maar het gevaar dat wanneer je even uit de pas loopt, je vastgezet wordt in de gesloten afdeling is een vreselijk vooruitzicht. Wat was de aanleiding voor jou om dit verhaal te schrijven?’
Anne-Laure: ‘Helemaal aan het begin staat een artikel dat ik heb gelezen over twee oude mensen, van in de tachtig, die hadden besloten om naar een rusthuis te gaan, omdat het zelfstandig wonen niet meer lukte. Maar ze konden daar totaal niet aarden. In de weekenden gingen ze terug naar hun appartement, dat ze nog niet van de hand hadden gedaan. Maar het ging steeds moeizamer. En op een keer hebben ze de lift genomen naar de bovenste verdieping van hun appartementencomplex en zijn daar toen samen naar beneden gesprongen, de dood tegemoet. Dat vond ik zo’n vreselijk verhaal. Zoiets moet toch anders kunnen op het eind van je leven. Rustig samen hand in hand inslapen of zo. Het leven was oké, maar nu is het genoeg. Geef ze een spuitje of zoiets. Toen ben ik mij in de euthanasiewetgeving gaan verdiepen. Het blijkt dat deze nog niet van dien aard is dat zoiets makkelijk te regelen valt. Hoe zou je zoiets dan zelf kunnen aanpakken?’
Roelant: ‘En toen kwam je op het idee van die giftige planten en besjes?’
Anne-Laure: ‘Ja. Vervolgens kwam het idee bij mij boven van een clubje oude mensen die naast het rusthuis een tuin onderhielden met giftige planten. Zodra één van hen aan zou geven dat het genoeg was, gingen de anderen met de uitvoering van het plan aan de slag zoals ieder dat persoonlijk had doorgegeven.’
Roelant: ‘Zo’n clubje is een geweldig idee.’
Anne-Laure: [lachend] ‘Ik denk dat er heel wat mensen lid van zouden willen worden. Het zal ook veel rust geven om te weten dat je einde goed geregeld is, ook wanneer je dat zelf niet meer kunt zeggen op dat moment. Ik weet nog dat mijn groottante de laatste zeven jaar van haar leven op zo’n gesloten afdeling zat, en regelmatig vastgebonden werd. Daar moet je toch niet aan denken! Dat zou toch niet mogen kunnen? Als dat een kat was geweest, had je die laten inslapen.’
Roelant: ‘Het is echt knap hoe jij er een bijzonder humoristisch verhaal van hebt kunnen maken.’
Anne-Laure: ‘Ik ga soms zo dwaas in mijn verhaal dat ik zelf af en toe twijfel of ik er niet óver geraak. Dat het over de top is.’
Roelant: ‘Zoals je midden in een scène opeens een paar huurmoordenaars laat opdraven. Hilarisch is dat. Altijd je instinct volgen, zou ik zeggen.’
Anne-Laure: ‘Ik moet opeens denken aan het boek Kieuwen van Niccolo Ammaniti. Een algemeen geldende regel in de literatuur is dat wanneer er halverwege het boek opeens een pistool opduikt, je als schrijver iemand dat pistool al ergens in het begin van het boek moet laten neerleggen. Ammaniti spot het hele boek door met die regel. Telkens komt er iets nieuws en onverwachts uit zijn hoge hoed. Dat gaat zo ontzettend over de top dat het terug grappig wordt. Zoiets kan best tof zijn: de regel wel kennen, maar deze grofweg negeren. Het heeft lang geduurd voordat ik dat zélf allemaal een beetje begreep. Hoe de structuur in elkaar zit, hoe je het moet opbouwen. Pas daarna kun je er mee gaan spelen. Dat is heel plezant.’
Roelant: ‘Je hebt nu vier boeken geschreven. Hoe kwam je er toe om te gaan schrijven? Wanneer kreeg je die kriebel?’
Anne-Laure: ‘Dat is meer een loopbaanbegeleiding geweest. Ik heb vijftien jaar geleden een burn-out gehad. Van het ene op het andere moment zit je op de bank en wil naar de keuken om wat eten te halen, maar de keuken is dan te ver. Je lichaam doet het niet meer. Een energie die niet meer oplaadt. Oké, ik had twee kleine kinderen, ik werkte drie dagen en mijn man was vaak weg voor zijn werk. Ik begrijp waar het van komt, maar als je daar middenin zit, dat is afschuwelijk. Van daaruit heb ik loopbaanbegeleiding gevolgd om me terug te oriënteren. Daar werden vragen gesteld als wat je zou doen als je nog vijf jaar, vijf maanden of vijf dagen te leven had? Toen besefte ik dat ik nog heel graag een boek zou willen schrijven. Dat staat bij best veel mensen op hun bucketlist denk ik. Maar ik heb dat opgepakt. Ben op workshops geweest, heb er van alles over gelezen en vervolgens een paar slechte manuscripten geschreven. En dan na een jaar of vijf ben ik aan Justine beginnen te schrijven, en toen was het oké. Het is erg fijn om je te kunnen terugtrekken in je eigen wereld, effekes voor God spelen. Ik kan ervan genieten om ergens mee bezig te zijn, alleen, in mijn eigen wereldje. Als ik een goed boek zit te lezen, ben ik ook helemaal van de wereld en wil ik niet gestoord worden.’
Roelant: ‘Noem eens een voorbeeld van zo’n mooi boek?’
Anne-Laure: ‘Het kleine meisje van meneer Linh van Philippe Claudel is zo’n boek. Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs vond ik ook een geniaal boek. Dat zijn beide romans. Als ik naar thrillers kijk, komt een kort verhaal van Franck Thilliez bij me op. De titel is me even ontschoten.’
Roelant: ‘Thilliez wordt weinig vertaald in het Nederlands heb ik het idee.’
Anne-Laure: ‘Dat is iets wat ik niet begrijp in België. Dat er niet meer vertalingen tussen de twee landsgedeelten zijn. [ze aarzelt even] De Kleur van het Duister. Zo heet dat korte verhaal van Thilliez. Ik heb dat boek uitgeleend, maar nooit teruggekregen. En ik weet niet meer aan wie. Enfin.’
Roelant: ‘Waar knap jij op af bij boeken die je leest, naast het expliciet gewelddadige waar je niet van houdt?’
Anne-Laure: ‘Als een boek begint met het uitvoerig beschrijven van een landschap dan klap ik het boek al toe. Nee, sorry. “Het was aan het regenen op de groene bergen van…” Neen, weg. [we lachen uitgebreid] Je moet to-the-point schrijven, niet omdat je aan een bepaald aantal woorden moet komen. Ik beschrijf mijn personages ook zo min mogelijk. Je krijgt als lezer een bepaald beeld, maar ik heb het nergens over haarkleur of kleur van de ogen. Dat is niet belangrijk. Dat is juist het toffe dat je niet aan jouw lezer vertelt hoe deze moet denken. Ik kan mij ergeren aan beschrijvingen, adjectieven die er niet toe doen.’
Roelant: ‘Dan moet ik meteen aan Hemingway denken. Bij een beschrijving van een vrouw volstaat hij met één zin: She was built with curves like a racing track.’
Anne-Laure: ‘Perfect. Het is veel toffer om de verbeelding te laten spreken dan om het voor te kauwen.’
Roelant: ‘Heb je een vast patroon van waaruit je schrijft, een strak geraamte waar je je verhaal aan ophangt?’
Anne-Laure: ‘Er zitten scheve dingen in de maatschappij, dingen waar niet over gesproken kan of mag worden. Daar duik ik dan graag in en schrijf er een boek over. Meestal begin ik met na te denken over de verhaallijn en de obstakels. Ondertussen merk ik dat er flarden van scènes bij me opkomen en die schrijf ik dan op. Meestal op losse kaartjes. Dan heb ik ook een opvouwbaar papier van drie A-3tjes aan elkaar geplakt, waar ik dan de hoofdlijn en de sub-lijnen op zet. En dat allemaal met humor. Iedereen moet meer lachen, vind ik, wat meer ademen, meer relativeren. Dat is belangrijk. Als ik met mijn boeken er in slaag om wat meer luchtigheid bij mensen te laten binnenkomen, dan vind ik dat tof.’
Dank je wel, Anne-Laure, voor dit gezellige interview.
Roelant
Perfecte Buren