Bookflash en WIN Boek van de Maand ‘De kliniek’ – Martine Kamphuis

Proloog
Het verschuift zo ongemerkt dat de uiteindelijke omslag me overvalt. Opeens voelt het verkeerd om hier te zijn. Ik maak mijn ogen los van de tekst op het computerscherm en kijk om me heen. Alles ziet er nog precies hetzelfde uit als toen ik hier twee uur geleden ging zitten. Het enige verschil is dat het stil is nu, in de kamer, op de gang. Heeft dat de kanteling uitgelokt?
Zoals vaker gebeurt als ik me onzeker voel, zoeken mijn vingers mijn ketting. Het slotje zit aan de achterkant, maar niet precies in het midden. Ik trek eraan om het goed te krijgen, wat de onrust natuurlijk niet wegneemt.
De klok boven de deur vertelt me wat ik eigenlijk al weet: ik zou hier niet meer moeten zijn. Hoe vaak heb ik me niet voorgenomen om op tijd te vertrekken? Gelijk met de andere mensen die hier overdag zijn? Om desnoods thuis verder te werken, maar niet hier, niet als de therapeuten, de leraren, de werkplaatsbegeleiders en de mensen van de administratie weg zijn. Er verandert iets als die de deur achter zich dicht hebben getrokken. Na hun vertrek zijn de tbs’ers in de meerderheid.
Toen ik hier net was, vond ik dat ik niet zo mocht denken. We zijn allemaal mensen, hield ik mezelf voor. Dat bleef ik zeggen, ook toen ik in de processen-verbaal dingen las die iedere vorm van menselijkheid tegenspraken. Iedereen zit tot op zekere hoogte gevangen in patronen die niet goed werken, hield ik dapper vol, bij de tbs’ers zijn die alleen heftiger. Door een droeve combinatie van aanleg en ervaringen zijn ze onderdeel geworden van een vicieuze cirkel van geweld. Die moet doorbroken worden, wij moeten ze daarbij helpen. Die tekst klinkt nog steeds goed. Ik geloof er alleen geen barst meer van.
Voetstappen op de gang; ben ik toch niet de laatste? Is er nog een andere collega aanwezig? Dat moet wel, want in dit gedeelte van het gebouw kunnen de patiënten niet komen. Voorzichtig, zonder geluid te maken, sta ik op en sluip naar de deur. Ik hoor niets. Heb ik me vergist? Maakt de beklemming die ik altijd voel als het toch weer laat wordt dat ik me dingen inbeeld? Ik leg mijn hand op de deurklink om die naar beneden te drukken. En stop daar weer mee; het is natuurlijk gewoon een collega. Wat zal die denken als ik schichtig om de hoek van de deur kijk?
De deurklink veert geluidloos terug. Ik betrap mezelf erop dat ik sluip op weg naar mijn bureau. De tekst op het computerscherm is nog lang niet klaar, toch sluit ik het document af. Vervolgens berg ik een stapel papieren op in een lade en doe die op slot. Dan, net als ik voor de tweede keer naar de deur toe wil lopen, hoor ik iets. Het is heel zacht, maar het is er onmiskenbaar, even maar, alsof iemand per ongeluk ergens tegenaan stoot en zich vervolgens stilhoudt, in de hoop dat de misser onopgemerkt zal blijven. Omdat sloten gijzelingen vergemakkelijken, is het beleid in de kliniek dat deuren niet van binnenuit afgesloten kunnen worden. Mijn alarm staat al in het oplaadrek in de portiersloge, omdat ik dat hier, op de stafgang, niet nodig zou moeten hebben. Ik kijk om me heen, op zoek naar een plek om me te verstoppen. Wat absurd is. Als er iemand op de gang is die kwade bedoelingen heeft, en die de persoon heeft de deurklink net omlaag zien gaan, dan weet diegene dat ik er nog ben. Dan is er geen ontsnappen aan.
Met trillende handen pak ik de telefoon en toetst 9 in, om verbonden te worden met de portiersloge. In gesprek.
Wat is het nummer van de oudste van dienst? Ik heb ze honderden keren gebeld zonder dat er een hersencel aan te pas kwam en nu het erop aankomt weet ik het niet meer! Drie, vier, twee? Met mijn ogen gericht op de deur zoeken mijn vingers de toetsen. De telefoon gaat niet over, ik heb iets fout gedaan. Ik begin opnieuw, terwijl ik afwisselend kijk naar de telefoon en naar de deurklink. Die, terwijl ik wanhopig een volgende poging doe, langzaam omlaag gaat.
Het is maanden geleden dat Sanne eraan toe is gekomen om hard te lopen. Tijdens de coschappen lukte het zelden; ze had geen tijd of ze was te moe. Stom, natuurlijk, nu heeft ze totaal geen conditie meer. Ze vermant zich. De zon schijnt alsof het nog volop zomer is, daar boft ze mee. En ze weet dat het met haar lijf wel goed komt. Als ze de regelmaat maar weer te pakken krijgt. Wat moeilijk gaat worden als ze een baan vindt. Tot nu toe heeft ze alleen bijbaantjes gehad: verkoopster in een kledingzaak, serveerster in een eetcafé, dat soort dingen. Nu zoekt ze een artsenbaan. Doodeng.
In de weken voor de diploma-uitreiking heeft ze een stuk of tien brieven de deur uit gedaan, de meeste voor banen op een spoedeisende hulp. Het liefst zou ze daar beginnen, dat lijkt haar de beste manier om zich écht dokter te gaan voelen. Ze is twee keer uitgenodigd voor een gesprek, maar allebei die keren is ze het niet geworden. En de vacatures die ze de afgelopen weken langs heeft zien komen, zijn steeds in ziekenhuizen die zo ver weg zijn dat dagelijks heen en weer reizen lastig wordt. Ze weet hoe Brandon zal reageren als ze daarop solliciteert. Hij vond het al een brug te ver dat ze tijdens haar coschappen in een zusterflat in Zeeland bivakkeerde, terwijl dat maar voor twee maanden was.
Morgen heeft ze een sollicitatiegesprek, maar dat is voor een baan waarvan ze niet weet of ze die wel wil, in een tbs-kliniek. Het is in ieder geval goed dat ze nog wat ervaring opdoet met zo’n gesprek, zegt ze tegen zichzelf. En als ze wordt aangenomen, zal het goed staan op haar cv. Als ze het in zo’n kliniek een poosje volhoudt, kan ze hardmaken dat ze met lastige, agressieve mensen om kan gaan. Dat zal overal in de gezondheidszorg een aanbeveling zijn. Toch zou ze liever in een gewoon ziekenhuis werken. Misschien moet ze hopen dat ze niet aangenomen wordt. Dan heeft ze tegenover Brandon een goed argument om op de vacatures voor banen verder weg te reageren. Omdat de gedachte aan de toekomst haar zenuwachtig maakt, richt Sanne haar aandacht op de omgeving. Ze is bezig met haar vaste rondje: langs de Maas, over de Willemsbrug en het Noordereiland naar de Kop van Zuid. De wolkenkrabbers aan de overkant van het water wijzen naar een strakblauwe hemel, kleine watertaxi’s trotseren de golven die de grotere schepen maken, de rivier flonkert in het licht van de zon. Het voetgangersstoplicht bij de Erasmusbrug springt op groen, Sanne sprint over het zebrapad en begint dan aan de klim omhoog. Die valt zwaar, ze heeft al aardig wat kilometers achter zich liggen. Ze focust haar aandacht op het neerkomen van haar voeten – links, rechts, links, rechts – en spreekt zichzelf ondertussen moed in: ze is bijna bij het hoogste punt, daarna wordt het gemakkelijker. Voor haar loopt een moeder met een klein meisje. Ze heeft een knuffel in haar hand, een konijntje, dat ze aan één pootje vasthoudt. Het kind wijst ergens naar en op het moment dat haar arm omhooggaat, verliest ze haar grip op de knuffel. Het beestje vliegt met wapperende oren door de lucht, even is Sanne bang dat het in de diepte zal verdwijnen, maar het landt verderop op de stoep. Het meisje maakt zich los van haar moeder en rent erop af, en Sanne moet van koers veranderen om niet tegen haar op te botsen. Tien meter verder moet ze alweer uitwijken. Een veel te dicht op elkaar gepakte groep toeristen neemt met hun uitgestoken selfiesticks het hele voetpad in beslag. Sanne gaat op het fietspad lopen, waar gelukkig ruimte is. Dat lijkt in ieder geval zo, maar achter haar klinkt een harde schreeuw en het volgende moment knalt er iemand tegen haar op. Ze verliest haar evenwicht en voelt een gemene pijn in haar been en bil. ‘Waarom spring je zonder te kijken op het fietspad?’ zegt een boze stem. Sanne komt moeizaam overeind. Een man in glimmend zwart lycra kijkt haar van onder een feloranje fietshelm verwijtend aan. ‘Sorry,’ zegt ze beduusd. Ze wrijft over haar bil. De man buigt zich over zijn stuur, pakt het voorwiel vast en beweegt het heen en weer. Op zijn rug zit een grote zweetplek. ‘Als er iets kapot is, zijn de kosten voor jou,’ zegt hij. ‘Ik laat nakijken of de voorvork ontwricht is. Dat loopt behoorlijk in de papieren.’
Shit. Dit kan ze echt niet gebruiken. Tijdens de coschappen heeft ze het nodige van haar ouders moeten lenen. Zelfs als ze morgen aangenomen wordt en meteen begint, duurt het maanden voordat ze dat helemaal heeft afbetaald. ‘Ik vroeg om je gegevens, ben je doof?’ De man schreeuwt nu. Hij heeft ergens een telefoon vandaan getoverd, en zijn wijsvinger zweeft dreigend boven het scherm, klaar om haar in letters en cijfers vast te leggen. Uit haar ooghoeken ziet Sanne dat er iemand bij hen is komen staan. ‘Uw toon is heftig,’ zegt een rustige stem, die afkomstig is van een vrouw van middelbare leeftijd. Tussen haar donkere, opgestoken haren glinstert hier en daar een streng grijs. Ze draagt een stijlvol mantelpak dat duidelijk niet van een C&A-rek komt. ‘Kan dat misschien wat beheerster?’ De vrouw kijkt naar de fietser, haar wenkbrauwen opgetrokken. Ze stelt een vraag, maar haar woorden hebben de impact van een bevel. De man zwijgt.
De vrouw keert zich naar Sanne, die net is begonnen met het wegbijten van een velletje bij de nagel van haar wijsvinger. Vlug laat ze haar hand zakken. ‘Gaat het?’ vraagt de vrouw. ‘Deze meneer reed met een behoorlijke vaart op je in.’
Sanne knikt. ‘Het valt mee, geloof ik.’ ‘Ik zou er voor de zekerheid naar laten kijken. Het ziekenhuis is vlakbij.’ De vrouw richt zich tot de fietser. ‘Gegevens uitwisselen is inderdaad een goed plan. Als er verwondingen zijn, kan ook dat in de papieren lopen.’ ‘Dat is haar probleem!’ zegt de man. Zijn toon, die eerder verontwaardigd was, is nu defensief. ‘Zíj springt opeens het fietspad op zonder om te kijken! Dat is niet mijn schuld!’ ‘Daar kunt u inderdaad niets aan doen.’ De vrouw laat een stilte vallen. Iets in haar houding maakt dat zowel Sanne als de man afwachtend naar haar kijkt. ‘Er is iets anders wat u wel aangerekend kan worden. Toen deze jongedame op het fietspad stapte, kon ze zien dat haar geen fietsers tegemoetkwamen. Aangezien dit een eenrichtingsfietspad is, zou dat voldoende moeten zijn. U rijdt de verkeerde kant op; daarmee zit u juridisch fout en bent u aansprakelijk voor eventuele schade, zowel voor die van uzelf’ — ze maakt een gebaar naar de fiets van de man — ‘als voor die van de jongedame.’
Een tel blijft de man verbouwereerd staan, dan komt hij in beweging. Met zijn telefoon tegen zijn stuur geklemd begint hij te fietsen, schreeuwend naar een tegenligger dat die aan de kant moet gaan. ‘Ik hoop dat hij niet nog meer brokken maakt,’ zegt de vrouw. ‘En ik hoop ook dat de schade bij jou inderdaad meevalt, want het wordt lastig om nog iets op die meneer te verhalen.’ ‘Ik ben blij dat hij weg is,’ zegt Sanne. Haar stem trilt een beetje. ‘Je bent geschrokken, hè?’ De vrouw kijkt haar met vriendelijke blauwgrijze ogen aan. ‘Dat is precies de bedoeling van die kerel. De strategie die hij toepast werkt perfect: zodra er iets misgaat alle schuld buiten zichzelf leggen en daarbij zo hoog van de toren blazen dat de ander geïntimideerd raakt.’ ‘Dat is precies wat er gebeurde.’ Sanne voelt tranen opkomen. ‘Sorry,’ prevelt ze, terwijl ze met haar hand langs haar ogen veegt. De vrouw schudt haar hoofd. ‘Sorry is niet nodig. Je bent geschrokken en je hebt pijn. Natuurlijk ben je van slag.’ ‘Wat ontzettend lief van u dat u zich ermee bemoeide,’ zegt Sanne. ‘Sorry. Ik bedoel, dat u de moeite nam…’ De vrouw glimlacht. ‘Alweer een overbodige sorry. Ik bemoeide me er inderdaad mee. Dat is wat je als getuige hoort te doen, wat mij betreft. Weet je zeker dat je oké bent? Is het niet verstandig om toch even langs de spoedeisende hulp te gaan?’ Sanne wrijft over haar bil; die doet goed zeer. Haar been ook. En haar schouders, al zijn die helemaal niet geraakt. Maar ze wordt liever dood gevonden dan dat ze nu naar de spoedeisende hulp gaat, waar ze waarschijnlijk onderzocht zal worden door een coassistent met wie ze in de collegebanken gezeten heeft. ‘Ik denk dat het wel goed komt,’ zegt ze. De vrouw opent haar leren handtas en haalt er een kaartje uit. ‘Hier, dan weet je me te vinden als er toch schade is en je een verklaring nodig hebt voor de verzekering.’ ELS RINGELBERG, FAMILIERECHTADVOCATE, leest Sanne. ‘Bedankt. Ik ben Sanne. Sanne Molenaar.’ ‘Aangenaam, Sanne Molenaar. Al zijn de omstandigheden minder prettig.’ Ze knikt naar het visitekaartje. ‘Aarzel niet,’ zeg ze en dan loopt ze weg. Sanne kijkt naar haar terwijl ze haar weg vervolgt. Ze loopt een beetje mank, maar het is net of dat haar nog krachtiger maakt. Pas nu valt het Sanne op dat het zwart van de stoep hier en daar oplicht in de zon, alsof het pad van Els Ringelberg bestrooid is met sterrenstof.
Terwijl ze Els nakijkt, denkt Sanne na over wat er gebeurd is. Dit is niet de eerste keer dat ze zich door een bullebak laat intimideren. Ook tijdens haar coschappen is het regelmatig voorgekomen dat ze zich door medisch specialisten, arts-assistenten en ook verpleegkundigen liet behandelden als oud vuil. Vaak realiseerde ze zich pas achteraf dat ze iets niet had moeten pikken. Tijdens de coschappen speelde haar afhankelijke positie mee: ze werd beoordeeld door de mensen met wie ze samenwerkte. Maar dat was het niet alleen. Er is iets in haar wat haar een makkelijke prooi maakt. Nu is ze arts en ze had gehoopt dat het diploma waar ze zich jarenlang kapot voor heeft gewerkt haar zelfvertrouwen zou geven, maar ze laat zich nog steeds door de eerste de beste voorbijganger wegblazen. Niet meer, besluit ze, daarboven op de Erasmusbrug. Ook zij vervolgt haar weg, vlak bij de reling zodat ze als dat nodig blijkt steun kan zoeken, maar wel met opgeheven hoofd.
WINACTIE: De kliniek winnen? Dankzij De Crime Compagnie mogen wij maar liefst 5 fysieke exemplaren EN 5 ebooks weggeven. Als dat geen spetterende winactie is !!?
Uiteraard moet je er wel een ietsiepietsie voor doen. Go for it!
Hoe noemt de getuige die het voor Sanne opneemt en wat is haar beroep??
Antwoord gevonden?
– stuur een mailtje naar redactie@perfecteburen.nl
– zet in het onderwerp je antwoord EN deel de winactie OPENBAAR op je tijdlijn
– vermeld in je mail je adresgegevens + je gebruikersnaam op Facebook en laat ons weten of je een fysiek exemplaar of ebook wilt
– om kans te maken op 1 van de 10 exemplaren moet je lid zijn van onze BESLOTEN groep op Facebook —-> KLIK
– stuur je antwoord vóór maandag 25 januari 2021 08.00uur
- Extra kansje?! Abonneer je op onze nieuwsbrief
Els Ringelberg – Familierecht advocate
Mirele, je maakt enkel kans via mail – lees de voorwaarden voor deze winactie nog even door 🙂