Boek van de Maand ‘Scarlington’ – Kevin Valgaeren

Lees & Win
En toen…
En toen zag hij in de verte een zweem daglicht.
Dawkins zakte van gelukzaligheid door zijn knieën, alsof hij plots oog in oog was gekomen met een religieuze verschijning — en wat hem betrof was het ook niet meer en niet minder dan dat. Geknield, tot aan zijn dijen in de modder, staarde hij naar het bleke licht dat hoog boven de kruinen van de bomen een poging ondernam om het zwart van de nacht en van de storm te verjagen. Hij bleef zo een hele poos zitten, terwijl hij gewaarwerd hoe de wind zijn drift eindelijk inhield en de regendruppels zachtaardiger werden, tot ze niet meer waren dan een doordeweekse regenbui.
Ten langen leste kwam hij weer overeind en stap voor moeizame stap verplaatste hij zich op het pad noordwaarts.
Het weinige beetje energie waarover hij nog beschikte, werd nu gevoed door betere vooruitzichten.
Een halfuur later kon zelfs de meest wanhopige man niet meer ontkennen dat de storm voorbij was en dat hij de nieuwe dag had gevonden. Maar in plaats van een herfstzon die afstandelijk glom over het spiegelende oppervlak van het water, was het een grijze mist die zijn tocht naar nergens bijlichtte. De blauwe hemel moest hij er zelf maar bij verzinnen, want het meer werd aan het zicht onttrokken door een deken van ondoordringbare smoor. De bomen aan de rand van het pad kon hij nog net onderscheiden, hoewel ze van hun kleur waren ontdaan. Daarachter verdween het landschap echter in een muur van grauw.
Wanneer hij recht voor zich uit keek, dan leidde het schijnbaar eindeloze pad niet langer naar een alles verterende duisternis, maar verdween het in een even ondoordringbare nevel waarin het daglicht werd gegijzeld. Het effect was anders. Het resultaat was hetzelfde. Desalniettemin zette Dawkins voort. Hoelang zijn nachtelijke dodentocht ook had geduurd, zelfs in de wildernis van het Lake District moest hij uiteindelijk wel érgens terechtkomen. Er was immers een pad en waar een pad was, daar was beschaving… en misschien ook Jericho Blackwell.
Een kwartier ging voorbij en het viel de archivaris op dat de grond onder zijn voeten steeds droger werd, tot de weg weer gewoon een weg was geworden. Dawkins porde met de punt van zijn doorweekte schoenen een paar keer in het aangetrapte zand, alsof zijn schoenen een geloofwaardiger bewijs konden leveren dan zijn ogen.
Was zoiets werkelijk mogelijk?
Dawkins stopte en keek achter zich. Mist. Overal was er mist.
En plots viel hem op hoe stil het was geworden. Hoewel het herfst was, hoorde hij geen enkele vogel de nieuwe dag verwelkomen, noch hoorde hij hoe de bomen de stramheid uit hun basten schudden, noch hoorde hij het zachte klotsen van de golven tegen de oever van het meer. In die onnatuurlijke stilte liep hij verder en na een poos voelde hij hoe het nieuwe daglicht niet langer het gewenste effect op zijn gemoed had. De hoop die hij kort voordien nog had gekoesterd, verliet hem druppel voor druppel, als water uit een gebarsten fles…
Tot hij in de verte een gestalte meende te zien.
‘Jezus op een ezel!’ fluisterde hij. Was het mogelijk? Kon dat ginds, even verderop, de enige echte zijn? De personificatie van de spreekwoordelijke nagel aan zijn doodskist? Was dat Jericho Blackwell? Of was hij koorts aan het krijgen en aan het ijlen? De archivaris begon te rennen, althans in de mate dat zijn vermoeide benen nog rennen konden, tot hij door de nevel een beter zicht kreeg op de gestalte.
Droeg het silhouet een hoge hoed? Dat was geen goed teken, want de Blackwell die hij kende, had, in tegenstelling tot wat de mode dicteerde, geen hoofddeksel. Maar de schim droeg dan wel weer een lange mackintosh, en Dawkins meende eveneens een wandelstok te herkennen in diens handen. Dat deed hem besluiten dat hij zijn kans moest wagen, al was het maar omdat de persoon die voor hem liep het eerste teken van menselijk leven was sinds hij al die lange uren geleden afscheid had genomen van het gezelschap bij Wythburn Farm. Dawkins’ hart maakte een sprongetje en hij stond op het punt om de vreemdeling aan te spreken, toen de man plots bleef staan, zich snel naar links en rechts keerde en zich vervolgens wierp in het lover aan de rechterkant van het pad.
‘Blackwell?’ riep hij teleurgesteld. Had de held van de Society hem gezien en probeerde hij hem nu te ontvluchten? Echt? Na alles wat ze samen hadden meegemaakt?
En toen hoorde hij het ook.
Eerst dacht hij aan het geluid van een paard in galop, maar al snel moest hij toegeven dat het daarvoor te lomp klonk. Bovendien klopte het ritme niet met de galop van een paard — ta-ta-ta-doem-ta-ta-ta-doem — maar klonk het als een dier dat het niet gewend was om het op een lopen te zetten. Vervolgens kreeg het getrommel van de poten gezelschap van een uitzonderlijk geloei…
De geluiden namen snel aan volume toe, waarna Dawkins een donkergrijze vlek in de mist zag verschijnen. Hij voelde hoe de grond onder zijn voeten begon te daveren door de stampende poten van het naderende onheil.
De archivaris besloot wijselijk om het voorbeeld van de vreemdeling te volgen. Net op tijd verschool hij zich achter een boomstam aan de rand van het pad, want veel sneller dan hij had geanticipeerd, dook er een koe uit de mist op. Het radeloze dier huilde alsof het doodsangsten uitstond en raasde in een onmiskenbare vlaag van hysterie over het pad. En daar had ze blijkbaar alle reden voor, want nauwelijks was het beest uit het zicht verdwenen, of haar belager verscheen ten tonele: een briesende stier die met gemak los door een muur had kunnen knallen. Dawkins stond dichtbij genoeg om het schuim op de lippen van het beest en de furieuze dampen die uit zijn neusgaten ontsnapten te kunnen zien.
Met ingehouden adem sloeg hij het bizarre tafereel gade. Nog nooit had hij zoiets gezien. De koe maakte volgens hem geen schijn van kans en er was niets wat hij daaraan kon doen. Hij voelde medelijden, maar ook opluchting, want als hij niet op tijd opzij was gesprongen, dan had hij de stormloop waarschijnlijk niet overleefd. In een flits zag hij zijn lichaam vermangeld op het pad liggen. Het was pas nadat hij dat beeld uit zijn hoofd had verdreven dat hij van achter zijn boom tevoorschijn durfde komen. Hoewel de dieren niet langer zichtbaar waren, kon hij in de verte nog steeds de woede en de angst horen… De gil die vervolgens weerklonk was kort en ging bij Dawkins door merg en been. Hij durfde zich niet voor te stellen wat er zich achter de nevel afspeelde, maar één ding was zeker: de koe was niet meer.
De archivaris streek de plooien van zijn natte kleren glad en liep tot aan de plek waar hij de gestalte had zien wegduiken. Tussen de bomen zocht hij naar een teken van leven. De man zat met uitgestrekte benen tegen een boomstam. Zijn kin hing op zijn borst en zijn hoed en wandelstok lagen even verderop. Zijn kleren waren er nog erger aan toe dan die van Dawkins…
WIN ons Boek van de Maand en een beetje meer!
In samenwerking met Uitgeverij Lannoo mogen wij 5 pakketten weggeven met daarin Blackwell & Het offer van Scarlington. Dat is dubbel leesplezier 🙂
Weet jij het antwoord op de vraag – ‘In welk jaar verscheen Blackwell?’ – stuur dan een mail met het antwoord in het onderwerp naar redactie@perfecteburen.nl
Doe dit voor maandag maandag 23 november 2020 8.00u
Zet in je mail je adresgegevens en je gebruikersnaam op Facebook
Lid zijn van onze besloten groep op Facebook is een must!
Ben je dat nog niet dan is dit gefikst in een KLIK