Boekvoorstelling ‘Zondagsleven’ – Judith Visser met dank aan Bronja Hoffschlag

Judith Visser debuteerde in 2006 met de thriller Tegengif. Daarna schreef ze nog negen thrillers – waaronder Vreemden in de nacht – en diverse korte verhalen, voordat ze in 2016 de overstap naar romans maakte met In Seizoenen. In 2018 verscheen de autobiografische roman Zondagskind, over haar jeugd en opgroeien met autisme.

Judith Visser
Net als Judith kreeg ik mijn diagnose Asperger pas toen ik al in de dertig was. Het was fijn om na 33 jaar het ‘Grote Daarom’ bij alle waaroms te vinden, en eindelijk een echt goed argument te hebben voor mijn anders-reactie op dingen die iedereen om mij heen zo leuk leek te vinden. Toen ik Zondagskind las, was er vooral veel herkenning: de prikkels, het graag alleen zijn (maar wel met honden), de speciale band met dieren en de onhandigheid met mensen. Ik besefte ook dat ik nog veel moest leren, want waar Judith haar leven intuïtief aanpaste aan haar autisme, deed ik dat precies andersom. Dat kon kennelijk dus ook anders, maar het Grote Hoe had ik in de zelfhulpboeken over autisten door niet-autisten niet kunnen vinden. Zondagskind opende mijn ogen. Hoe had ik ooit kunnen denken dat ik een antwoord zou vinden in al die andere boeken? Al die schrijvers hadden hun beeld gevormd door studie en observatie, maar onder de streep draaide het er vooral weer om hoe ‘de autist’ zich aan kon passen aan de rest van de wereld. Maar Judith wist zelf hoe het was om autisme te hebben en zij leek inmiddels haar draai wel gevonden te hebben in de wereld. Dat wil ik ook!
Op 6 oktober verscheen Zondagsleven. Vijf dagen later bezoek ik samen met mijn man Bert boekwinkel Donner in Rotterdam, waar Judith wordt geïnterviewd door Michelle van Dijk, en waar gelegenheid is om het boek te kopen en te laten signeren.

Judith geïnterviewd door Michelle van Dijk
Zondagsleven gaat verder waar haar voorgangster stopt: Jasmijn Vink, zoals Judith zich in het boek noemt, is volwassen en moet zich nu in plaats van in een schoolgebouw staande houden op kantoor. Ze vindt een baan als receptioniste, tussen de rinkelende telefoons, felle tl-lampen en een miljoen andere prikkels. En laat dat nu precies de baan zijn die ik zelf al 12 jaar heb naast het schrijven. Misschien heb ik straks wel dé handleiding in handen om het mezelf eindelijk wat gemakkelijker te maken. Ik kan niet verklaren waarom, maar ik voel gewoon dat deze middag me iets gaat brengen waar ik heel gelukkig van word. Het hangt al in de lucht, zo dichtbij dat ik het bijna kan aanraken.
“Een nieuw boek,” grapt Bert, als ik dat hardop uitspreek. Hij kent me, weet waar ik blij van word.
“Nee,” zeg ik. “Of ja, ook. Maar dat is het niet.”
“Yuriko dan?” raadt hij verder.
Door de Corona-maatregelen is het rustig in het zaaltje. Op zich vind ik sommige maatregelen rondom Corona heel prettig: iedereen houdt 1,5 meter afstand en niemand komt meer vlak naast je zitten of om je nek hangen. Alsof de wereld ‘de autist’ sinds dit jaar eindelijk een beetje tegemoetkomt. Maar in winkels is dat anders. Iedere winkel hanteert eigen regels en zet pijlen op verschillende plekken, in verschillende kleuren en verschillende richtingen. Bij Donner zijn de pijlen blauw. Maar geven deze pijlen aan welke rij stoelen je mag gebruiken of juist welke je moet overslaan? Ik besluit het mezelf een keer makkelijk te maken, het gewoon te vragen en dan net te doen of ik niet zie dat de Donner-medewerker mijn vraag raar vindt. De medewerker laat echter helemaal niet merken dat mijn vraag raar is en legt geduldig uit dat de blauwe pijl aangeeft waar je wel mag zitten. Niet veel later komt Judith binnen met Yuriko, haar wolfhond. Yuriko gaat altijd mee als Judith op pad is.
Interviewster Michelle van Dijk heet iedereen welkom en Yuriko gaat bij Judiths stoel op de grond liggen. Michelle blikt kort terug op Zondagskind en geeft een kleine inleiding op het nieuwe boek. Judith legt uit dat er een verschil is tussen de boeken, hoewel ze allebei over het leven van Jasmijn (Judith, dus) gaan. Zondagskind was echt autobiografisch, in Zondagsleven heeft ze wat aanpassingen moeten doen omdat Zondagskind eindigt als Jasmijn rond haar twintigste haar diagnose krijgt, terwijl Judith die pas veel later kreeg. Dan vertelt ze over de tijd dat ze zelf op kantoor werkte en hoe zij dit heeft verwerkt in Zondagsleven. Ze haalt een aantal anekdotes aan en de dingen waar zij veel moeite mee had: ramen die niet open konden, lampen die te fel waren, het geluid dat de telefoon maakte en de constante aanwezigheid van andere mensen. De combinatie daarvan zorgde voor dusdanig veel prikkels dat het eigenlijk niet vol te houden was. Gelukkig voor Jasmijn schreef ze achter haar balie een bestseller en werd ze ontslagen, omdat ze promotiestickers op de uitgaande post van haar baas plakte, vertelt Judith.
Tijdens het interview houdt ze steeds contact met Yuriko. De band tussen hen is intens, prachtig om te zien en zelfs voelbaar. Een constante bevestiging en geruststelling over en weer. Alles is goed, want ze zijn hier samen. Mijn ogen beginnen te prikken, want dit is wat ik zelf sinds 30 december kwijt ben: mijn Icaro. Want hoeveel ik ook van al mijn dieren houd, met Ieckie ging het veel verder dan ‘houden van’. Wij waren echt een eenheid en begrepen elkaar zonder woorden, zoals ik ook altijd zie bij Judith en Yuriko.

Judith & Yuriko
Gelukkig snijdt Judith een onderwerp aan dat me afleid: sociale contacten. Daar moet visite ook onder vallen, denk ik blij. Het is het eeuwige twistpunt in de relatie met mijn man, die supergelukkig wordt van bezoek – het liefst zo lang mogelijk, met zo veel mogelijk gepraat en muziek erbij – en ik, die dan het liefst zou verdwijnen tot het voorbij is. Misschien heeft Judith een oplossing. Ik weet in ieder geval zeker dat ze me zal bijvallen in mijn opvattingen rondom dit onderwerp. Soms helpt het al om te weten dat er iemand bestaat die je opvattingen deelt, een medestander. Ik stoot Bert aan, zodat hij goed oplet en het eens van iemand anders kan horen, dat hij hoort dat ik niet helemaal de enige op de wereld ben die hier zo over denkt.
Doordat Judith vaak lezingen geeft over autisme, kan zij zelfs verbaal goed onder woorden brengen wat er precies in haar hoofd gebeurt op zo’n moment. Ik niet. In de paniek van het moment zeg ik alle verkeerde dingen of kan ik juist helemaal niets meer uitbrengen, waardoor het voor de ander onmogelijk te begrijpen is, hoe goed ze ook hun best doen.
“Een uur is lang genoeg,” zegt Judith stellig over het begrip visite. Naast me zie ik Bert zijn ogen opensperren als ik opeens superflexibel en tolerant lijk met mijn maximum van vier uur. Who knew! En het wordt nog beter, want Judith gaat er dieper op in. Ze ziet familieleden soms maar eens in de vijf jaar, visite is een uurtje best leuk maar daarna wordt het te veel en na twee uur is ze gewoon op. En wanneer De Visite dan bij het afscheid – gevoelsmatig honderd jaar later – ook nog dingen zegt als: “Dat moeten we snel nog eens doen!”, ze eigenlijk alleen maar wil huilen.
Vanuit mijn ooghoek zie ik Bert naast me langzaam knikken. Wat is het? Herkenning? Bevestiging? Begrip?
Ook ik raak totaal van de leg als we visite krijgen, maar op de een of andere manier is het waarom nog steeds een boodschap die ik zelf niet kan overbrengen. Of die na jaren van proberen gewoon nog altijd niet aankomt, omdat ik maar niet goed uitgelegd krijg wat de kortsluiting in mijn hoofd doet. Het ligt aan mij, dat weet ik best. Normale mensen houden van visite. Ik niet. Zeker niet als het niet ruim van tevoren wordt gepland zodat ik me erop kan instellen. De vrijdagavond, na een week op kantoor, is zelfs helemaal geen optie. Nooit. En toch gebeurt het steeds weer, omdat ik mezelf een zeur en een aansteller vind als ik weer ‘nee’ zeg, vooral omdat Bert toch al zoveel rekening houdt met mijn wens om zoveel mogelijk in een bubbel te leven.
Na het interview is er ruimte voor vragen uit het publiek. Daarna wordt er een doorzichtig scherm voor een tafeltje geplaatst, waar Judith boeken kan signeren. Yuriko installeert zich onder het tafeltje. Als ik aan de beurt ben, vraagt Judith hoe het nu gaat. Ik zeg dat ik nog steeds een beetje zoekende ben, maar dat ik veel geleerd heb van ‘Zondagskind’, en bedank haar voor de heldere uitleg over visite. Ik vertel haar over het vreselijke terugkerende fenomeen van vrijdagavondvisite na een week op kantoor, waarvan ik hoop dat het na haar uitleg eindelijk nooit meer terugkomt. Ze kijkt verschrikt en beaamt: “Oh nee. Dat kan echt niet!”
Judith signeert mijn boek, we praten nog even, ik knuffel met Yuriko en mijn man maakt een paar foto’s van ons. Dan nemen we afscheid.
Even later lopen Bert en ik van het Centrum terug naar ons huis in Noord. Hij praat genoeg voor ons samen en ik luister half, omdat mijn hoofd nu eigenlijk te vol is voor nog meer informatie. Toch lijkt hij het niet erg te vinden en herhaalt hij zichzelf geduldig als ik weer het grootste deel van een zin heb gemist omdat ik zijn stem niet meer kan filteren van de verkeersgeluiden. En dan is er opeens die zin waar ik heel gelukkig van word.
“Geen visite meer op vrijdag,” belooft hij.”
Bronja