Lees & Win Boek van de Maand – ‘Noodlot’ – Marlen Visser

LEES & WIN
Het eerste wat Evy ziet als ze na een flauwe bocht het blauwe ANWB-bord met de naam Vierschoten passeert, is een auto die met zijn neus in de sloot ligt, pal naast de rustige polderweg. Het is vrijdag 15 mei, halfacht in de avond en de zonnestralen weerkaatsen op de zilverkleurige lak van de BMW. In een reflex wendt ze haar gezicht af. Ze knippert met haar ogen in een poging de zwart-oranje vlekken aan de binnenkant van haar oogleden te laten verdwijnen. Terwijl ze terugschakelt gaat haar hartslag een versnelling hoger. Ze kijkt in de achteruitkijkspiegel. Geen andere auto te zien. Sowieso geen levende ziel. Ze stuurt haar Fiat 500 voorbij een dikke boom de berm in. Bij het uitstappen pakt ze haar mobiel. De drukkende warmte uit de auto sleept als een sluier achter haar aan. Ze volgt de bandensporen in het gras en haar ogen glijden over de achterzijde van de auto. De kont steekt zo ver omhoog dat ze niet kan zien of er iemand in de auto zit. Haar blik blijft hangen op het nummerbord. TG-761-L, teringgrote lul. Uit het niets duikt in haar hoofd het spelletje op dat haar pleegbroer Thijmen en zij deden tijdens lange ritten, op de achterbank van haar moeders auto. Het was Thijmens idee: wie maakt de schunnigste tekst van de letters op een nummerbord?
Shit. Wat mankeert haar om uitgerekend nu woordspelletjes te doen? Ze loopt snel door. Het is doodstil. Geen geschreeuw of gejammer, geen gebonk op een portier, maar ook geen geluid van sirenes in de verte. De BMW oogt als een stilleven in het groene landschap. Ze rent de laatste meters naar de auto en kijkt door een van de zijramen naar binnen. Dit is geen stilleven. Dit komt dichter in de buurt van een stille dood. Tussen het stuur en de bestuurdersstoel zit het lichaam van een stevige man geklemd. De plek van het stuur klopt niet. Dat zit op nog geen dertig centimeter van de rugleuning van de stoel, waardoor het lijkt alsof de man vastgesnoerd zit in een achtbaankarretje. Zijn gezicht is naar Evy toe gedraaid en zijn ogen zijn dicht. Uit zijn mondhoek loopt een straaltje bloed. Het is een veertiger, met een donkere haardos en een gebruind gezicht. Rond zijn ogen is de huid lichter. De voorruit van de auto is deels weggeslagen. Op het dashboard liggen ronde scherfjes glas die als kristallen oplichten in het zonlicht. Ertussen ligt een zonnebril, die door de klap van zijn neus moet zijn afgevlogen en die de lichte huid rondom zijn ogen verklaart. Het bruine slootwater is de voorzijde van de auto binnengelopen. Zonde van die nieuwe auto, flitst het door Evy’s hoofd. Alweer zo’n onzinnige gedachte. Ze buigt naar voren, grijpt de handgreep van het voorportier, dat half verzonken is in het water, en rukt eraan. Geen beweging in te krijgen. Snel stapt ze terug, trekt het achterportier open en kruipt op de achterbank. Ze legt haar hand op de rechterschouder van de man en schudt zachtjes. ‘Meneer! Gaat het?’ De man reageert niet. Evy sjort harder aan zijn schouder. ‘Meneer!’ Het hoofd van de man draait naar links en valt naar voren, de kin op de borst. O god! Wat heeft ze gedaan? Straks heeft hij zijn nek gebroken. Of is hij al dood? Wat moet ze eerst doen? Zijn hartslag checken? Ze legt haar vingers tegen zijn hals, maar voelt niets. Ademt hij nog? Haar blik gaat over zijn buik, op zoek naar een op- en neergaande beweging. Niets. Moet hij gereanimeerd worden? Ze weet niet eens hoe dat moet. O nee, eerst 112 bellen!
Ze kruipt snel naar achteren, de auto uit. ‘Alarmcentrale, wat heeft u nodig? Politie, brandweer of ambulance?’ De stem aan de andere kant van de lijn klinkt zakelijk. ‘Ambulance. Snel alstublieft! Er ligt hier een man dood te gaan in een auto in de sloot. Of misschien is hij al dood.’ ‘Is er sprake van een auto te water? Wat is de locatie?’ De stem van de vrouw in de meldkamer klinkt nog steeds beheerst, maar heeft nu een dringender ondertoon. ‘Ik weet niet zeker of hij nog leeft,’ zegt Evy. Haar stem trilt. ‘Uw locatie graag, mevrouw,’ zegt de dame nog een keer. ‘O, ik weet de naam van deze weg niet. Het is vlak bij Vierschoten. Ik ben net een ANWB-bord gepasseerd. Wacht, mijn navigatie staat nog aan.’ Evy vergroot het scherm van haar telefoon, met de groene vlakte en de slingerende gele lijn. ‘Westeinde.’ ‘Oké, ik stuur de hulpdiensten nu de weg op. Ligt de auto in zijn geheel in het water?’ ‘Nee, alleen de voorkant. Het water staat tot aan de buik van de man.’
‘Bent u alleen?’ vraagt de stem. ‘Ja,’ zegt Evy. ‘En kunt u op veilige wijze bij de auto komen?’ ‘Ik sta ernaast. Ik zat net al op de achterbank. Hij lijkt niet verder de sloot in te zakken.’ De rustige toon van de vrouw in de meldkamer kan niet voorkomen dat Evy’s ademhaling versnelt. Moet ze toch reanimeren? Waarom is ze vorig jaar zo stom geweest om te bedanken voor de cursus die de krant haar aanbood? ‘Ik wil u vragen om het slachtoffer aan te spreken.’ Evy’s blik gaat naar de man. Zijn hoofd hangt nog steeds in een knik naar voren. ‘Dat heb ik net gedaan. Ik weet niet of dat nog zin heeft. Hij is buiten bewustzijn, of misschien nog erger.’ Een snik klinkt door in haar stem. ‘Ik heb ook helemaal geen EHBO-diploma.’ ‘U hoeft niets te doen, alleen maar tegen hem te praten. Zegt u maar dat er hulp onderweg is. Lukt dat, denkt u? Ik blijf aan de lijn. Maar denk wel aan uw eigen veiligheid. Als de auto toch verder de sloot in lijkt te zakken, moet u onmiddellijk op afstand gaan staan. En zet uw mobiel op de speaker. Dan heeft u uw handen vrij.’
Evy kruipt opnieuw op de achterbank en buigt naar voren. Pas nu ziet ze dat de ogen van de man half open zijn. Ze moet zich bedwingen om niet weg te kijken. ‘Hallo meneer, hoort u mij? Ik heb 112 gebeld. Er is hulp onderweg.’ Ze wil zeggen dat het goed komt, maar het komt helemaal niet goed. Het bloedstraaltje uit zijn mondhoek is langer en breder dan zonet. Op het witte poloshirt van de man zit een rode vlek die er net nog niet zat. Evy wendt alsnog haar blik af. Dan klinkt de tune van de Champions League uit de mobiel in de houder naast het stuur. Op het scherm verschijnt de naam ‘Liefje’. Evy’s maag begint te draaien. Ze zit hier tegen een dode te praten en Liefje weet nog van niets. Ze duwt zichzelf weer naar buiten. Terwijl de stem van 112 vraagt of het goed gaat, hangt ze tegen de auto aan en ademt diep in door haar neus om haar golvende maag tot bedaren te brengen. Ze kan nog net voorkomen dat ze de Javaanse bami die ze voor vertrek heeft gegeten over het gras uitstort.
In haar auto, met het portier open, wacht ze op de hulpdiensten. Aan de telefoniste heeft ze uitgelegd dat het haar even te veel werd. De vrouw vroeg nogmaals of het wel ging. Vanuit haar auto staart Evy naar de gecrashte BMW. Hoe is het mogelijk dat er nog steeds geen sterveling te bekennen is op deze weg? Nu haar maag enigszins tot rust is gekomen, komt haar journalistieke hart langzaam weer tot leven. Ze ademt diep in, stapt uit en loopt met haar mobiel in haar hand tot op een paar meter van de auto. Ze dwingt zichzelf om met een zekere afstand te kijken. Eerst een foto van de achterkant, aan weerszijden geflankeerd door een gele zee van uitbundig bloeiend koolzaad. Elk boeiend verhaal begint met een sterk beeld. Soms zit dat beeld in je hoofd en soms dient het zich pal voor je neus aan, in al zijn gruwel. Ze loopt rond de auto en maakt foto’s vanuit meerdere posities. De eerste alinea’s van haar artikel zijn bij dezen geschreven. Aan de rechterkant van de auto blijft ze staan en kijkt achterom. Even aarzelt ze, maar ze besluit dat dit geen lijkschennis is. De foto’s zijn bedoeld voor eigen gebruik. Ze haalt diep adem en buigt door het open raampje naar voren. Snel zoomt ze in op het hoofd van de zonnebrilman. Het rood van het bloed op zijn kin lijkt wat bruiner en zijn gezicht lijkt bleker dan zonet. Daarna legt ze de woorden gemiste oproep Liefje vast.
Als ze uit de auto kruipt, klinkt in de verte het geluid van sirenes. Ze loopt snel naar de kant van de weg. Een politieauto komt als eerste aan scheuren, direct gevolgd door een brandweerwagen. Twee agenten en vier brandweermannen stappen uit en rennen naar de BMW. Een van hen trekt het portier open en roept een paar korte commando’s die op een bepaalde manier geruststellend zijn. Deze man weet blijkbaar wat er moet gebeuren. Evy loopt terug naar haar auto en leunt ertegenaan. Ze is licht in haar hoofd en merkt nu pas dat haar ademhaling nog altijd hoog zit. O nee, ze heeft het weer. Rustig in- en uitademen. Opnieuw klinken er sirenes. In de verte komt een ambulance aanrijden. Binnen enkele minuten is het stilleven met de zilveren BMW in het groene landschap veranderd in iets wat nog het meest lijkt op een filmset, met druk bewegende acteurs en een regisseur in politie-uniform die aanwijzingen geeft. De andere agent komt naar Evy toe lopen en geeft haar een hand. ‘Van der Kwaak. Gaat het?’ vraagt hij. Ze knikt en probeert haar ademhaling te laten zakken naar haar buik. ‘Is… is hij echt dood?’ ‘Daar lijkt het op, al moet dat nog formeel worden vastgesteld door mijn collega’s van de ambulance,’ zegt de agent met een kort knikje naar achteren. Hij loopt naar de boom naast Evy’s auto en wrijft er met zijn hand over. Pas nu valt het Evy op dat de bast van de stam deels is verdwenen. Zou het slachtoffer deze boom als eerste hebben geraakt? Het zou verklaren waarom het stuur van de auto zo ver naar binnen gedrukt zat. De agent noteert Evy’s adres en telefoonnummer. Op zijn vraag of ze het ongeval heeft zien gebeuren antwoordt ze ontkennend. Daarna volgen meer vragen. Hoe laat was ze exact op de plek van het ongeval? Heeft ze andere weggebruikers gezien toen ze aankwam? Heeft ze het slachtoffer nog kunnen spreken of was hij al buiten bewustzijn? Evy antwoordt gelaten. Terwijl ze in gesprek is met de agent komen de ambulancebroeders terug en passeren hen zwijgend. Een van de twee kijkt de agent aan en schudt zijn hoofd.
Na een klein halfuur laat Evy zich achter het stuur van haar eigen auto zakken en zet haar mobiel in de houder. Nadat ze alle vragen had beantwoord en de agent had verzekerd dat Slachtofferhulp niet hoefde te worden ingeschakeld, was ze, tegen haar auto geleund, blijven kijken hoe de brandweer met een hydraulische schaar het portier openknipte om het lichaam van de zonnebrilman te bevrijden, waarna hij op een brancard werd gelegd en afgedekt werd met een wit laken. Intussen was er een politiebusje van de verkeersdienst gearriveerd. Twee agenten waren uitgestapt om eventuele remsporen in kaart te brengen. Een andere agent fotografeerde de bandensporen in het gras. Pas toen het slachtoffer in de gearriveerde lijkwagen was geschoven en de deur zachtjes was dichtgeduwd, was ze in haar auto gestapt.
Google Maps staat nog op het scherm van haar telefoon. Zonder navigatie had ze na al die jaren de weg niet kunnen vinden. De laatste keer dat ze haar oom bezocht was ze een jaar of vijftien en zat ze naast haar moeder in de auto. Toen lette ze niet op de weg, maar op lettercombinaties op nummerborden. Tijdens het achteruitsteken moet ze inhouden voor een tractor, bestuurd door een jonge man. Hij stopt en maakt een foto van het ongelukstafereel. Evy stuurt bij en rijdt weg. Een paar honderd meter verder staat een wit bord langs de kant van de weg. Als Evy het nadert kan ze lezen wat erop staat: WELKOM IN VIERSCHOTEN.
WIN ons Boek van de Maand, want in samenwerking met Uitgeverij Prometheus mogen wij 3 fysieke exemplaren weggeven.
Fragment goed gelezen? Dan weet je vast het antwoord op onderstaande vraag 🙂
Wat heeft Evy gegeten net voor ze vertrok?
Gevonden?
Stuur je mail met het antwoord in het onderwerp naar redactie@perfecteburen.nl
Doe dit voor maandag 22 juni 2020 8.00u
Zet in je mail je adresgegevens en je gebruikersnaam op Facebook
De winnaar maken wij bekend op de besloten groep op Facebook – lid zijn is dus een must!
Ben je dat nog niet dan is dit gefikst in een KLIK