Boek van de Maand – BOOKFLASH & WIN ‘Het leven dat ik kende’ – Esther Boek

leven dat ik kende – Esther Boek – Hamley Books
iedereen die nog slechts in je hart zit
best story doesn’t have the most words.
contains sentences that leave a print in your heart.
road ahead never gives away a promise
road ahead is a highway or a dead-end street
road ahead never answers any questions
nothing is sure along the way
even tomorrow
miles of the unknown ahead of you
road ahead is empty
paved with miles of the unknown
seems to be your destination
life the way it comes
life the way it is
The Road Ahead – City to City
fictieve boeken lezen we soms verhalen over mensenlevens
die we ongeloofwaardig vinden, over de top
of waarin zoveel gebeurt dat we het als een bijna onwerkelijke
last ervaren. Toen
ik zelf in een ongeloofwaardig leven zat, waar ik
mijn debuut Geen kind meer over schreef, ervoer ik dat hoe
creatief het brein van een auteur ook kan zijn, het leven
zelf altijd creatiever is. Dat wat mensen overkomt kan
grenzen aan het onwaarschijnlijke. Soms zelfs zo onwaarschijnlijk
dat degene die het meemaakt zelf kan denken:
gebeurt dit echt? Het lijkt wel alsof ik ongevraagd
en zonder daar erg in te hebben een hoofdrol in
een filmdrama gekregen heb. Nadat
ik zelf zo’n ongevraagde hoofdrol kreeg, ben ik
me steeds meer gaan interesseren in het waarom.
is het leven soms zo genadeloos? Heb je daar zelf
invloed op of zijn we allemaal slechts een poppetje in
een tombola? En nog interessanter vond ik: hoe gaat iemand om met
zijn noodlot? En waar wordt dit door bepaald? Is het karakter?
Opvoeding? Of zijn er andere factoren die meespelen? Hoe
meer ik me hierin ging verdiepen, hoe vaster mijn
overtuiging werd: het is niet alleen dat wat je overkomt,
dat jouw leven bepaalt. Het is hoe je omgaat met
wat je overkomt, dat in grote mate bepaalt hoe jij over
de eindstreep gaat. In
Het leven dat ik kende zien we het leven in zijn meest
grillige vorm. Als auteur had ik dit nooit kunnen bedenken
als ik fictie had geschreven. In
deze roman komen drama’s voor die je niemand gunt
maar die Roelf, Ellen en Sophie wel zijn overkomen.
Opnieuw blijkt non-fictie weerbarstiger en onwerkelijker
dan fictie. Maar
we lezen ook over liefde. Over kracht en doorzetten. Vallen en weer opstaan. Verliezen en winnen.
– 1994
De stem van zijn vader galmt langs de trap naar
boven. ‘Kom eens naar beneden.’ Roelf
ligt op bed, zijn ogen gesloten. Hij hoort zijn vader
wel maar kiest de weg die hij al vaker heeft gekozen het
afgelopen jaar: negeren. Hij is moe. De hele dag heeft hij
gewerkt en vanavond moet hij naar school, waar hij met mensen
in de klas zit die minstens twintig jaar ouder zijn dan
hijzelf en die hem aan zijn ouders doen denken. Maar ja,
het is zijn eigen schuld. Hij koos er een paar keer te vaak
voor om niet naar school te gaan. Als hij gewoonaanwezig
was geweest tijdens die saaie lesuren zat hij nu nog
bij zijn vrienden in de klas. Vanavond hangen zij weer op
het plein, drinken een goedkoop biertje uit blik en fluiten
naar lekkere meiden. Roelf weet precies hoe het zal gaan.
Het was ook niet slim van hem, om zich voor de tweede
keer bij een school weg te laten sturen. Hij had na de
eerste keer beter moeten weten. Maar het lag natuurlijk niet
alleen aan hem. Het was net zo goed de schuld van de docenten.
Ze hadden de pik op hem, konden het niet verkroppen
dat hij ze van repliek diende. Ze hadden beter voor
een lts kunnen kiezen dan les te geven op een vwo. Dan
hadden ze weerwoord gekregen waar ze tegenop gewassen
waren. Op
zijn eerste middelbare school werd hij ook steeds vergeleken
met Inge, zijn zus die twee jaar ouder is. Het maakte
hem hels, zeker omdat ook op de lagere school zijn zus
steeds ter sprake kwam als hij weer eens wat had uitgevreten.
Inge was timide waar hij een branieschopper was.
Op school dan. Thuis haalde zij de schade ruimschoots
in. Voor Inge was school een plek om thuis te vergeten.
Dat zei ze altijd, wanneer hun ouders thuiskwamen
van een tien minutengesprek en ze door de docent
overladen waren met complimenten over hun rechtgeaarde
dochter. Wanneer hun moeder deze lovende woorden
aan haar overbracht, kon Inge altijd kijken alsof ze
iets heel smerigs rook en wist ze moeiteloos het compliment
te vervormen tot een belediging. Roelf
zelf zag in de docenten te vaak de dominantie van
zijn vader terug waardoor school en thuis in elkaar overliepen.
Slechts onderbroken door een schimmige scheidslijn
die naarmate hij meer puber werd, steeds onzichtbaarder
was geworden. Had hij ’s ochtends een aanvaring
met zijn vader gehad, dan kon je er donder op zeggen
dat het ook op school hommeles zou worden. En andersom. Inge
en Roelf, broer en zus. Maar veel verder dan dat is
het ook zelden gegaan. Regelmatig verweet ze haar broer
dat hij was geboren, dat hij wel gewenst was, het lievelingetje
van hun moeder. En zij, zij had nooit geboren mogen
worden. Was een ongelukje, een ongepland kind dat
de carrière van haar moeder liet eindigen voordat deze goed
en wel begonnen was. Hoewel dat allemaal waar was,
was ze net zo gewenst geweest als later Roelf. Maar het
groene monster in Inge was groter dan de redelijkheid en
bepaalde vrijwel dagelijks de sfeer in huis. Roelf
zal het nooit openlijk toegeven maar hij mist zijn
zus niet, nu ze is gaan samenwonen met de jongen die ze
als haar grote liefde ziet. Ze is in armen gesprongen die haar
opvingen. Hij weet nu al dat deze armen zijn zus op een
goede dag ook weer keihard zullen laten vallen. Maar het
huis, waar de spanning altijd als een onwelkome gast aan
de eettafel zit, heeft Inge achter zich gelaten. En hoewel
Roelf weinig van Inge begrijpt, snapt hij die keuze wel.
De onderdrukte woede tussen hun ouders, de minachting
voor elkaar, nooit echt uitgesproken maar altijd
voelbaar, heeft schade achtergelaten bij elk lid van hun
gezin. Het
had een hoop heibel opgeleverd, de mededeling van
zijn zus, dat ze het huis uit ging. Nu was Inge echt de gebeten
hond en was het niet slechts een hersenspinsel in haar
hoofd. Toen zij met de mededeling kwam dat ze ging samenwonen, stonden Roelfs ouders recht tegenover hun dochter.
Staande in de gang, de inhoud van haar tienerkamer
verzameld in drie vuilniszakken, had Inge hun verwijten
over zich heen laten komen en was uiteindelijk met
slaande deuren verdwenen. Roelf
grinnikt in zichzelf. Als Inge zou weten dat hij haar slaapkamer, met veel roze en posters van popsterren waar
Roelf niks aan vindt, een tienerkamer noemt, had ze haar
nuffige neus naar hem opgehaald, was ze met venijnig
tikkende hakken over de overloop gelopen en had ze
de deur van haar kamer voor zijn lachende gezicht dichtgeslagen.
Vervolgens zou hij door het hout schreeuwen
dat, als ze wilde dat hij haar als de achttienjarige
die ze was zou behandelen, ze zich ook zodanig
moest gedragen.
Zonder kloppen vliegt de deur van zijn kamer
open en verschijnt zijn vader met een ongezond rode
kleur, die zijn hele gezicht overgenomen lijkt te hebben,
in de deuropening. De klink knalt tegen de muur en
Roelf hoort het gruis ritselend op de grond vallen. ‘Kun
je niet kloppen?’ Uitdagend kijkt hij zijn vader aan
en het rood verandert in dieppaars. De
oudere man zucht hoorbaar. Adertjes kloppen bij zijn
slaap. ‘Kom nu maar gewoon naar beneden.’ Tussen de
opeengeklemde kaken klinken de woorden afgemeten. ‘Je
zus heeft geen uren de tijd.’ ‘Is
Inge er?’ Roelfs vraag begeleidt de verdwijnende rug.
Hij richt zich op, loopt naar de deur van zijn slaapkamer
en zonder veel haast, dwingt hij zichzelf de trap
af te gaan. Beneden
zit zijn moeder aan de eettafel, haar handen wringend
om de steel van een wijnglas, dat nog slechts met een
restje gevuld is. Haar ogen roodomrand en de dik aangebrachte
mascara als spinnenpoten op haar wangen. Inge
zit met een stuurs gezicht tegenover haar. Haar bruine
ogen kijken over het gebogen hoofd van haar moeder
heen naar buiten, waar de straatlantaarns de normaal
wat saaie straat bijna romantisch laten lijken. Roelf
voelt de spanning tussen zijn moeder en zijn zus als
oude, donkergrijze stofwolken om hem heen dwarrelen.
Snel laat hij zijn ogen door de woonkamer gaan.
Met enige opluchting constateert hij dat die koekenbakker
van Inge niet is meegekomen. Roelfs poging
om een eetkamerstoel nonchalant onder de tafel uit te
trekken mislukt en met benen die minder zeker voelen dan
hij zou willen, gaat hij naast Inge zitten. Zijn
vader kiest de stoel zover mogelijk bij zijn vrouw vandaan.
Hij slaat zijn armen over elkaar, ontwijkt de smekende
blik van zijn vrouw en houdt de zijne strak op de
keukenkastjes gericht.
kijkt Roelf naar het stuurse gezicht van zijn
vader. Als hij vaker zoveel interesse in die kastjes had getoond
als nu en het vrouwenwerk, zoals de oudere man het
altijd noemde, niet steeds aan hun moeder had overgelaten,
zou dat al veel strijd in huis gescheeld hebben.
‘Nou, zeg het maar.’ Roelf doorbreekt de stilte die oorverdovend
aanwezig is. ‘Wat is er aan de hand?’
….’ Zijn moeder antwoordt bibberend, terwijl haar
vingers nerveus over de glazen steel omhoog en omlaag
schuiven. ‘Je
moeder,’ tegelijkertijd bast zijn vader de stem van zijn
vrouw aan de kant, ‘ze moet me niet meer.’ Hij trekt de
fles wijn naar zich toe en gefrustreerd kijkt hij hoe slechts
een paar druppels in zijn glas vallen. ‘Ze neukt met haar
baas. Dat doet ze al ruim een jaar.’ Inge
schuift haar stoel abrupt naar achteren, de poten krijsend
over de plavuizen. Ze staat, haar vuisten gebald, naast
Roelf. Uit haar mond vliegen speekseldruppels die natte
plekjes maken op het houten tafelblad. ‘Ik heb je dus wel
betrapt, die avond dat je zei over te moeten werken, en ik
je met hem uit de bioscoop zag komen. Het stelde niets voor,
toch? Jullie vierden een goede deal met een avondje bios.
Dat waren jouw woorden! Je hebt gewoon tegen me gelogen!’ Roelf
heeft zijn normaal zo stille zus nog nooit zoveel woorden
achter elkaar horen zeggen. Hij wil opstaan, weglopen,
de voordeur achter zich dichtslaan en de woorden
die knopen in zijn maag leggen, ontvluchten. Maar
hij blijft toekijken hoe het gezin waarin hij is opgegroeid
definitief een illusie wordt.
exemplaren weggeven. Eentje voor onze Nederlandse en eentje voor onze Vlaamse leden. Uiteraard moet je er wel een ietsiepietsie voor doen.
noemt Roelf de slaapkamer van Inge?
gevonden?
stuur een mailtje naar perfecteburen@gmail.com
zet in het onderwerp je antwoord
vermeld in je mail naast je antwoord ook je adresgegevens EN je gebruikersnaam
op Facebook
om kans te maken moet je lid zijn van onze BESLOTEN groep op Facebook
nog geen lid bij ons? Dat is gefikst in een KLIK
stuur je antwoord vóór maandag 25 november
de winnaar maken we bekend op de besloten Facebook-groep
Leven Dat Ik Kende
22 november
LEVEN DAT IK KENDE
Auteur: Esther Boek
druk: 15 november 2019 © 2019 Esther Boek © 2019 Uitgeverij Hamley Books
Coverontwerp: Lauren Dawes
design: CP Smith
Chinouk Thijssen – Iris ten Broeke
9789463886017 NUR-code: 330/332