Bookflash Boek van de Maand ‘Moordenaarsstorm’ – Inge Ipenburg

ons dus in de gaten want volgende week volgt de toffe winactie en mogen we dankzij Pepper Books maar liefst drie exemplaren van dit boek weggeven!
Heerema ligt languit op
zijn bed. De ogen gesloten, de kater zeurt vol valse tonen in zijn hoofd, maar
hij kan de slaap niet meer vatten. Hij scrolt een beetje doelloos op zijn iPad,
hij leest alle berichten op Nu.nl, maar niks kan hem ook maar enigszins
interesseren. Hij beantwoordt een mailtje van een vriend, stuurt een whatsappje
naar zijn nichtje met de foto die hij gisteren vanaf zijn balkon heeft gemaakt.
Daarna probeert hij door zijn raam de heftigheid van de storm vast te leggen,
wat helemaal mislukt, maar hij slaagt er tenminste in om een uur stuk te slaan.
Eén uur. Het schiet niet op.
Dan maakt hij eindelijk een
eind aan zijn eigen besluiteloosheid. Hij gaat naar buiten. Misschien vindt hij
wel een winkel met Engelse boeken, je weet maar nooit. Er is hier vast siësta,
zo meteen zijn alle winkels dicht. Daarna gaat hij op zoek naar een restaurant
om een spaghetti vongole te eten en een hele fles wijn in zijn eentje leeg te
zuipen. Hij trekt zijn spijkerbroek
aan, een korte broek heeft hij weliswaar ook bij zich, maar de vakantiestemming
zit er op zijn zachtst gezegd nog niet voldoende in om de keuze voor
vrijetijdskleding te legitimeren. Hij pakt een schoon shirt uit zijn koffer,
die nog steeds voor het grootste deel onuitgepakt op de grond staat. Dat kan ik
ook doen, denkt hij. Mijn zooi uitpakken en me echt installeren. Maar wil ik
hier blijven? Waarom zou ik eigenlijk? Er is vast heel wat meer te zien op dit
eiland. En in plaats van dit dorp als basis te gebruiken, kan hij ook een
beetje rondtrekken van stad naar dorp. Het is helemaal geen gek idee. Hij voelt
zich meteen wat vrolijker en neemt zich voor om, als hij die middag terugkomt,
een route uit te stippelen.
Beneden bij de receptie zit
nog steeds dezelfde vrouw. Wil doet zijn best om ongezien langs haar te
sluipen, wat prima lijkt te lukken, want haar aandacht wordt volledig in beslag
genomen door een jonge vrouw die behoorlijk overstuur en met schrille stem iets
duidelijk probeert te maken. Haar Engels heeft een Nederlands accent en voor
hij bij de draaideur is vangt Wil het woord police op. Hij staat stil bij de
stelling met folders. Zo onopvallend mogelijk luistert Wil naar het eenzijdige
gesprek, terwijl hij ogenschijnlijk aandachtig de excursiemogelijkheden
bestudeert, zonder ook maar iets te lezen. Het meisje is in paniek omdat haar
reisgenote verdwenen is. Dat is wat hij begrijpt uit haar rommelige Engels. Ze
maakt zich zorgen, ze wil naar de politie. Ze wil weten waar het politiebureau
is. De receptioniste maant haar vriendelijk kalm te blijven en vraagt of haar reisgenote
wel vaker alleen op stap is. Het meisje blijft overstuur. ‘I want to go to the
police, I have to go to the police.’ Ze heeft de schrille klank van haar stem ingeruild
voor een huilerig toontje.
Heerema loopt terug naar de
balie. ‘Ik ben van de politie,’ zegt hij. ‘Recherche Amsterdam weliswaar, maar
toch. Kan ik iets voor je doen?’ De receptioniste kijkt hem aan zonder de
moeite te nemen haar irritatie te verbergen. Ze heeft natuurlijk geen idee wat
zijn Nederlandse woorden betekenen en waarom Wil zich er überhaupt mee bemoeit.
Het meisje draait zich om bij het horen van de vertrouwde Hollandse klanken en
klampt zich aan zijn arm vast. Met een van wanhoop vertrokken gezicht en op
smekende toon jammert ze: ‘Alstublieft, u moet me helpen. Ik voel me zo
schuldig.’ De rest is onverstaanbaar, want ze barst in tranen uit. Heerema
neemt haar mee naar een hoekje van de lobby waar een zitje is. Terwijl hij de
snikkende jonge vrouw op de bank plant, loopt hij terug naar de receptioniste
en sommeert haar een glas water te halen. Erop vertrouwend dat ze zijn verzoek
uitvoert, loopt hij zonder een antwoord af te wachten terug naar het snikkende
hoopje ellende, dat enigszins tot bedaren komt als hij naast haar gaat zitten
en haar zachtjes op de rug klopt.
‘Wil Heerema,’ zegt hij op
zijn rustige, professionele toon. ‘Hoe heet jij? En vertel me eens precies wat
er aan de hand is.’ Ze haalt haar neus op en veegt met een vuist langs haar
ogen. Ze verdwijnt bijna in de enorme roze sweater waarvan de mouwen over haar
handen getrokken zijn alsof ze het koud heeft. Haar vingers omklemmen de
boorden, en voor ze haar handen tussen haar net zo roze gebroekte benen stopt,
ziet Heerema dat ze een nagelbijter is. Ze is mollig en een stuk ouder dan Heerema
in eerste instantie dacht. Een jaar of dertig waarschijnlijk, hoewel het
moeilijk in te schatten is nu ze als een verkreukelde roze teddybeer
krampachtig weggedoken op de bank zit. ‘Ik heet Priscilla,
Priscilla de Groot. Ik ben hier met Noëlle, iemand die ik van mijn werk ken. Ze
is weg. Ik weet niet hoe lang al, maar toen ik om zeven uur wakker werd was ze
er al niet meer.’ De receptioniste komt naar hen toe met een glaasje water en
reikt het Priscilla aan, die meteen haar verhaal onderbreekt. Het geeft Heerema
de gelegenheid de vraag te stellen waar hij als politieman graag een antwoord
op wil. ‘Priscilla, je zei dat je je schuldig voelde. Waarom? Wat is daar de
reden voor?’ Met twee handen om het glas water geklemd zegt Priscilla, terwijl
een snik haar antwoord in tweeën hakt. ‘Ik heb haar vriend, haar ex-vriend… Ik
heb hem laten weten waar ze is.’ Er volgt nog een snik. ‘Nu is ze weg.’
De receptioniste staat er
een beetje bij te staan en is overduidelijk opgelucht als er gasten de trap af
komen die iets van haar willen weten. Met een schuin oog kijken de man en de
vrouw naar het huilende meisje, maar de receptioniste leidt ze professioneel af
en troont ze mee naar de balie.
Heerema pakt het glas uit
de handen van Priscilla, zet het weg en gaat voor haar op zijn hurken zitten om
haar blik te vangen. Hij denkt aan de politieauto’s die hij eerder zag en
hoorde, en is er verre van gerust op dat het allemaal alleen maar een
onschuldig misverstand is. ‘Priscilla, ik heb meer informatie nodig, anders
kunnen we niks ondernemen. Dan kan de politie hier ook niks doen.’ Hij pakt
haar handen stevig vast in de hoop dat ze kalmeert. De aanraking helpt, want ze
haalt diep adem en vervolgens komt het hele verhaal er, weliswaar met horten en
stoten en uitgebreider dan Heerema lief is, toch behoorlijk samenhangend uit.
geboekt met haar vriend, maar ze besloot een maand geleden om het uit te maken
toen ze voor de zoveelste keer een mep had gekregen omdat hij dacht dat ze met
iemand flirtte. Ze had het appartement in Castellammare del Golfo kunnen
annuleren, maar de vlucht naar Palermo niet. Noëlle had erover verteld tijdens
een borrel van het advocatenkantoor waar ze allebei werken. Priscilla had nog
aardig wat vakantiedagen staan en Noëlle vroeg haar om mee te gaan in zijn
plaats. ‘Ik vond het best bijzonder. Ik ben een soort manusje van alles en dat
zij, een van de advocaten met mij op vakantie wilde, nou ja…’ Het laatste woord
blijft even in de lucht hangen voor Priscilla toevoegt dat ze de vlucht niet
hoefde te betalen, dus dat het een buitenkansje was. Noëlle had het hotel
geboekt in dit dorp, zodat haar ex niet zou weten waar ze was. ‘Ik geloof dat
ze best bang voor hem was.’ Priscilla dreigt in een nieuwe huilbui uit te
barsten, maar Heerema smoort het door het waterglas te pakken en zo ongeveer
tegen haar lippen te houden. ‘Hier, drink, dat helpt.’ Het klinkt gelukkig
vriendelijker dan hij het bedoelt. Priscilla kiest haar woorden zorgvuldig als
ze vertelt dat zij en Noëlle een totaal verschillende manier van vakantie
vieren hadden, maar ze is niet in staat een restant van haar boosheid daarover
te verbergen. ‘Ik dacht dat we samen dingen zouden ondernemen, maar Noëlle
wilde… Nou ja, ze was druk met de Italianen die we tegenkwamen. Die zíj
tegenkwam,’ corrigeert ze zichzelf. ‘En ze liet jou aan je lot over? Dat moet
vervelend zijn geweest.’ Heerema slaagt erin medelijden in zijn stem te laten
doorklinken. Hij maant Priscilla om verder te gaan met haar verhaal. Het is
duidelijk dat nu het schuldgevoel van Priscilla om de hoek komt kijken. Haar
stem is overgegaan in een nauwelijks verstaanbaar gefluister. ‘Gisterochtend,
toen Noëlle op het strand ging sporten, was ze haar telefoon vergeten mee te
nemen. Ik heb hem opgenomen toen er gebeld werd. Ik dacht dat het mijn eigen
telefoon was. Het was Dennis, haar ex. En ik heb hem per ongeluk verteld waar
we zijn. Ik kon er niks aan doen, het ontglipte me gewoon.’
Heerema heeft zo zijn
twijfels bij dat ‘per ongeluk’, maar laat het voor wat het is. ‘Noëlle was
woedend, ze wilde niet meer met me praten. Ze heeft haar strandspullen gepakt
en is in haar eentje weggegaan. Ik dacht: ik laat haar even afkoelen, het zal
wel bijtrekken, maar ik heb haar niet meer gezien.’ ‘Wat zei die Dennis
precies?’ ‘Hij zei dat hij het eerste het beste vliegtuig zou pakken en dat ik
Noëlle moest zeggen dat hij haar zou vinden. En dat ze nog niet jarig was.’
Haar gefluister is overgegaan in nauwelijks verstaanbaar gejammer. ‘Dat klinkt
heel dreigend, maar dat houdt niet in…’ Hij kan zijn zin niet afmaken, want
Priscilla ontzenuwt meteen wat hij wilde gaan zeggen. ‘Ik heb hem gezien. Hier.’
Het glas tikt tegen haar tanden als ze het met trillende handen naar haar mond
brengt voor een slok. Heerema pakt het van haar aan. ‘Tenminste, dat denk ik.
Ik denk dat ik hem gisteravond gezien heb, toen ik ergens zat te eten. Ik ben
Noëlle gaan zoeken om haar te waarschuwen, maar ik kon haar niet vinden. Ik heb
haar vannacht wel horen thuiskomen, maar ik dacht dat ik het beter vanochtend
kon vertellen, als we allebei een nachtje geslapen hadden. Nu was ze in ieder
geval veilig in het hotel. Dat dacht ik. Maar vanochtend, toen ik om zeven uur
wakker werd, was ze weer weg.’ Priscilla slaat haar handen voor haar gezicht. Heerema
vraagt of haar spullen nog gewoon op de kamer zijn. ‘Of heeft Noëlle haar
koffer gepakt en is ze echt vertrokken?’ Priscilla schudt zo driftig haar hoofd
dat haar volle wangen meedeinen. ‘Haar sportschoenen zijn weg. Ze gaat vaak ’s
ochtends naar het strand om hard te lopen of zoiets, hier vlak bij het dorp,
maar ik ben gaan kijken en kon haar niet vinden.’ Er komt weer een huilbui. Een
snottebel vormt zich op haar bovenlip die ze met een stevige snuif naar
binnenhaalt. Ze herpakt zich. ‘Het is allemaal mijn schuld. Straks heeft die
klootzak haar iets aangedaan. Of misschien heeft ze door de storm een ongeluk
gehad in zee, ze zwemt altijd, ook als er hoge golven zijn.’
verandert haar toon. Een sprankje hoop klinkt erin door. Onbewust ongetwijfeld,
maar het lijkt erop dat Priscilla enorm opgelucht zou zijn, als ze zich niet
meer schuldig hoefde te voelen over de plotselinge verdwijning van Noëlle. ‘Heb
je haar proberen te bellen?’ Heerema vermoedt dat het een overbodige vraag is,
maar hij wil het graag zeker weten. Ze kijkt hem verontwaardigd aan. Natuurlijk
heeft ze dat, wel tien keer, ze heeft de voicemail ingesproken, sms’jes
gestuurd, whatsappjes. Heerema zucht. Zelfs als Priscilla een overdreven gevoel
voor drama heeft, wat zomaar zou kunnen, dan klinkt het nog behoorlijk
verontrustend. Helemaal in combinatie met de politiesirenes die hij eerder die
ochtend hoorde. Hij vraagt of Priscilla weet wat Noëlle nog meer heeft
meegenomen. ‘Haar paspoort en haar portemonnee liggen gewoon in de kamer. Maar
die neemt ze nooit mee,’ voegt Priscilla toe. ‘Haar creditcard zit altijd in
het hoesje van haar telefoon, dat is weg. Dat hoesje, met die creditcard,’
verduidelijkt ze voor alle zekerheid.
kan overal zijn, alleen iets zegt Heerema dat Priscilla zich niet voor niets
zorgen maakt. Het is zaak om in ieder geval zo snel mogelijk melding te maken
van haar vermissing bij de plaatselijke politie. Met zijn eigen vreemde nacht
in het achterhoofd zegt hij tegen de zacht snikkende vrouw voor hem, in de hoop
haar enigszins gerust te stellen: ‘Misschien heeft ze iemand ontmoet
gisteravond en is ze alleen even naar het hotel gekomen om iets op te halen of
iets anders aan te trekken. Ga niet meteen van het ergste uit. We gaan voor
alle zekerheid bij de politie langs, maar het zou zomaar kunnen dat ze gewoon
ergens bij iemand thuis is en dat ze hoopt dat jij bezorgd bent.’ Heerema geeft
Priscilla opdracht om het paspoort van Noëlle te pakken en loopt zelf naar de
receptioniste om het adres van de politie te vragen.
municipale?’ vraagt ze. ‘Where do I go for a missing person?’ De receptioniste
haalt haar schouders op. ‘Not many missing persons in this village.’ Ze klinkt
niet echt toeschietelijk en Heerema kan zich voorstellen dat ze zijn met bloed
bevlekte kamer weer voor zich ziet en zich afvraagt wat die Nederlandse man met
een ‘missing person’ te maken heeft. Hij denkt aan de sirenes die hij hoorde.
Hij vraagt of zij ze ook gehoord heeft. Niet de sirenes van de brandweer, maar
die andere sirenes. Ze knikt bevestigend. ‘Carabinieri.’ Het klinkt bijna triomfantelijk,
alsof ze een vraag in een quiz beantwoordt. En terwijl hij ziet dat Priscilla
met een paspoort in haar hand de trap af komt, geeft de receptioniste het adres
en legt uit dat het bureau om de hoek van de boulevard is, een klein stukje
omhoog de straat in. Niet te missen.