Jackie’s lampje … even voorstellen

1
er nu gaat gebeuren. Laat ik eerst even de naam van dit blog uitleggen: wat is
in godsnaam mijn lampje? Het kwam zo: Karin vroeg op Facebook of ik zin had om
dit te doen en ik aarzelde veel te kort ten opzichte van de berg werk die me
dagelijks in het gezicht staart, want ik kan nu eenmaal slecht nee zeggen als
mensen mij iets vriendelijk vragen. Maar
goed, voordat ik het goed in de gaten had zaten we te overleggen over de naam
van deze blog.
stelde voor: ‘Jackie’s visie’.
het nacht is heb ik een visie van lik-me-vessie; ik rij zo de sloot in als ik
niet oppas, want ik zie geen diepte in het donker. Ik ben al blij als ik aan
het eind van een drukke dag mijn huis weer terug kan vinden, zo weinig visie
heb ik. Ik doe maar wat, echt. Ik
frutsel naar beste eer en geweten de boel aan elkaar en hoop met kromgetrokken
tenen in mijn schoenen op de goede afloop.
stuurde Karin me een lampje-emoticon, toen ze het idee had voor de titel
‘Jackie’s visie’, dus uit klierigheid riep ik toen (voor zover je kunt roepen
in een Facebook chat) : Kan je het niet Jackie’s Lampje noemen?
en toen zat ik er dus aan vast.
om op te schrijven; ergens mijn licht over schijnen, of iets verluchtigends
opmerken. Nou, ga er maar aan staan; ik heb het oninteressantste en gewoonste
leven ter wereld. Man, zoon,
rommel in huis; c’est ça. En een
baan die zo vol zit met technische nerdneuzeldetails dat als ik daarover zou
beginnen te vertellen, iedereen huilend, misschien zelfs wel stuiptrekkend,
deze webpagina zou verlaten. Waar
moet ik het dan in godsnaam over hebben???
denken dat een schrijver a.) Altijd wel iets te zeggen heeft b.) Dolgraag over
zichzelf leutert. Nou is het in mijn bijzondere geval wel zo dat, als ik
schrijf, er altijd bijna als vanzelf een verhaal uit mijn vingers rolt, maar
dat is natuurlijk fictie. Ik had altijd — misschien wel abuis, wie zal het
zeggen — het idee dat zo’n blogpost meer over het echte leven moest gaan.
dolgraag over mezelf leuter. Ik vind mezelf namelijk geen onderwerp. Sterker
nog, ik vind eigenlijk dat een schrijver gewoon aan de slag moet: laptop open
en tikken maar, en idealiter het gekakel eromheen tot een minimum beperken. Nóg
ietsje sterker: ik was afgelopen weekeind in Amsterdam in Pages, de Syrische
pop-up bookstore, om een beetje muziek te maken met mijn twee lieve vrienden
Victor (die prachtige gedichten en heel literair proza schrijft) en Bertram
(die met name non-fictie over muziek op zijn schrijverskerfstok heeft staan).
Victor was ook ingeboekt voor een gesprek met een Syrische schrijfster, wat een
interessante situatie opleverde omdat Victor en de Syrische schrijfster elkaars
werk niet kunnen lezen.
schrijfster gedreven werd door een immense urgentie om te documenteren — niet
zo raar natuurlijk, gezien de afschuwelijke dingen die er in haar land gebeuren
— maar ze had ook een ongelooflijke drang om over zichzelf als auteur te
praten. Haar innerlijke beweegredenen, haar proces, het belang van waar ze mee
bezig was, voor haarzelf, voor de wereld in het algemeen en voor de
geschiedschrijving van de mensheid. Als
de gespreksleider er niet een beetje de schaar in gezet had, dan was ze nu nog
aan het woord geweest en hadden we nog zitten wachten tot we een keertje een
beetje muziek mochten maken.
voorstellen dat zij zich voelt zoals ze zich voelt; dat de gruwelen van de
oorlog in haar land haar tot het uiterste motiveren om alles vast te willen leggen
en dan ook nog zo veel mogelijk over al dat vastleggen te willen praten. Maar
toch voelde ik me plaatsvervangend ongemakkelijk. Ik wist na een tijdje
nauwelijks meer waar ik kijken moest. Het duurde een even voordat ik bij mezelf vanbinnen door had waar dat ongemak
vandaan kwam: het kwam dus doordat ik eigenlijk vind dat als je wilt schrijven,
je moet gaan schrijven, en dat je dan niet moet praten over schrijven.
lullen maar poetsen.
maar spelen.
ging dat spelen na afloop van het lullen ontzettend goed en was het al met al
een enorm gezellige middag…