Inge dichtbij … Waarom ik mijn tweede roman schrijf – deel 2

doen als we naar verre oorden reizen. Meestal blijft het bij ‘opsnuiven’; het
exotische eten, de extreme warmte of kou die we niet gewend zijn en de andere
gewoonten en gebruiken van de mensen waarover we ons nog kunnen verbazen. We
genieten voor de duur van onze reis van al dat ‘vreemde’, genieten thuis nog
even na met de foto’s, een laatste snufje vakantiegevoel en dan keren we terug
naar onze dagelijkse routines en vertrouwde stamppot.
zoals ik, besluit om een roman te schrijven over en zelfs vanuit zo’n andere
cultuur, kun je het niet bij ‘opsnuiven’ laten. Je moet je verdiepen, jezelf
onderdompelen in dat ‘vreemde’ en dat is tegelijkertijd verruimend en
benauwend. Verruimend omdat ik zoveel nieuws leer, omdat ik dichterbij kom en
daardoor het ‘vreemde’ steeds minder vreemd vind. Dat ervaar ik als iets goeds.
Ik praat met mijn Marokkaanse vriendin en haar man en dochters, we komen bij
elkaar over de vloer, zijn samen op reis geweest; de verschillen verdwijnen en
de overeenkomsten verschijnen. En als ik daaraan denk dan lukt het, dan lukt
het me om te schrijven vanuit Marokkaans perspectief omdat mijn personages op
mij lijken en ik me in hen kan verplaatsen. Dan verzin ik verhaallijnen,
karaktertrekken en plotwendingen en stroomt het verhaal als vanzelf uit mijn
typende vingers. Dan hoop ik dat ik het verhaal krachtig genoeg vertel, zodat
straks alle lezers, allochtoon en autochtoon, het goed zullen vinden, erdoor
geraakt worden.
is het als er een kritisch stemmetje mijn hoofd binnensluipt dat zegt: ‘Jij
gekke schrijver, zo denken wij niet, zo doen wij niet.’ Dan krijgen de
verschillen ineens de overhand en is het net alsof de personages mij wegduwen.
‘Jij weet niets van ons, jij hoort niet bij ons, hou maar op.’
verzekeren dat op zulke momenten het schrijven, ploeteren met een hoofdletter P
wordt. Dan wil ik het liefst stoppen en aan mijn derde boek beginnen waarvan de
ideeën zich steeds sterker naar voren dringen. Maar zo ben ik niet. Zo mag ik
van mezelf niet zijn. Dan is het net alsof ik alleen maar op vakantie was in
dit tweede boek, een tijdelijke passant, die, toen het te moeilijk werd, gauw
terugkeerde naar de bekende stamppot.
het mezelf ook niet gemakkelijk gemaakt met drie verschillende perspectieven
(in mijn eerste roman waren het er twee -moeder en dochter- ook al was me dat
ten zeerste afgeraden door een toenmalig docent), maar als het me lukt dan geeft
die opzet -grootmoeder, moeder, kleindochter- wel een extra dynamiek aan het
verhaal. Elke generatie heeft eigen ideeën, waarden en normen en dat die botsen
geeft juist stof tot schrijven.
reik ik wel te hoog, ligt het in deze fase van mijn schrijverschap nog niet
binnen mijn macht, wil ik iets wat ik nog helemaal niet kan. Misschien… een
fijn woord vind ik dat, want het laat een kiertje open. En dat kiertje nodigt
uit om het tóch te proberen. Elke schrijver moet zichzelf dat kiertje gunnen.
Want wat is het ergste dat er kan gebeuren? Dat ik een slecht boek schrijf? Dat
ik slechte recensies krijg of boze brieven van lezers? Dat mijn uitgever me aan
de kant zet? Oei, ja, dat zijn wel erge dingen. Maar lang niet zo erg als de
vooroordelen en het onbegrip dat nog altijd bestaat tussen mensen van
verschillende afkomst, aan beide kanten. Dat hardnekkige wij-zij gevoel.
vriendin vertelde mij een keer dat toen ze in Nederland kwam, op 16-jarige
leeftijd (ze sprak de taal niet, kende niemand behalve haar man en zijn familie),
ze een overweldigende behoefte had om ‘erbij’ te horen. Terug naar huis was
geen optie; ze kwam hier niet op vakantie, ze kwam hier om een bestaan op te
bouwen. Haar eerste ontmoeting buiten haar kleine kringetje was met een
strenggelovige Marokkaanse vrouw die haar vertelde dat ze geen spijkerbroek
moest dragen maar een hoofddoek.
Wat doe je dan als je erbij wilt horen? Luister je
dan naar degene die je kent, die zegt jou te kennen? Of luister je dan naar … Ja,
naar wie eigenlijk?
jaren later, luistert ze naar mij en ik luister naar haar, zij bekijkt
mij en ik bekijk haar. We zijn anders en toch hetzelfde. Ooit vreemden, nu passen haar
dochters op mijn kinderen en ga ik naar de bruiloft van haar dochter.
werk ik verder, schrijf ik door. Omdat ik dit verhaal wil vertellen, zowel voor
mijn vriendin als voor mezelf en hopelijk voor vele andere mensen. Ik zoek voor
en via mijn personages in het boek naar houvast, naar betekenis. Ik schrijf niet
om op te snuiven, maar om te verankeren, om te blijven, om erbij te horen.