Inge dichtbij … Waarom ik mijn tweede roman schrijf

zaadje voor deze roman geplant werd? Ik weet het niet meer precies.
tegenover me aan tafel, mijn Marokkaanse vriendin, de kop thee die ik voor haar
neerzette onaangeraakt. Toen ze binnenkwam voelde ik het verdriet om haar heen
hangen. Precies een jaar geleden overleed haar moeder. Ze vertelt me over haar
en ik hoor de trots in haar stem, de liefde van een kind voor haar moeder. Over
hoe Safia als alleenstaande vrouw zeven kinderen grootbracht, land verkocht en
huizen verhuurde, wat uitzonderlijk was in het Marokko van ruim zestig jaar
geleden. Dan merk ik dat er iets verandert in haar verhaal en ook in haar en
nu, nu ik het hele verhaal geschreven heb, realiseer ik me dat niet alleen
hetgeen ze me vertelde een basis vormde voor mijn roman, maar ook de
verandering die ik bij haar bemerkte. Er klonk geen schaamte door in haar
woorden, maar ik voelde hem door haar woorden heen.
haar moeder op haar zestiende trouwde en bij de ouders van haar man introk. Hoe haar man haar na drie maanden verliet om
in Duitsland te gaan werken en zij zwanger achterbleef. De schoonouders
mishandelden haar. Toen de baby geboren was liet ze hem achter en ze vluchtte
naar haar ouders. Een half jaar lang kon ze niet lopen van verdriet. Door de
zorg van haar familie kwam ze er bovenop. Ze hertrouwde en kreeg nog zeven
kinderen. Op een dag kwam een van haar zoontjes binnen met een jongetje dat hij
op de markt had ontmoet. Hij vroeg of ze broodjes wilde maken en zij vroeg waar
de jongen woonde, van wie hij er eentje was. Zo kwam ze erachter, dat acht jaar
later, haar eerstgeboren zoon in haar keuken zat. Al die tijd had ze hem niet
gezien.
vriendin vertelde me dit met tranen in haar ogen, we hadden beiden kippenvel op
onze armen. Ik vroeg haar waarom haar moeder de baby had achtergelaten, niet
had meegenomen. Ze vertelde dat niemand wist wat er precies is gebeurd, dat had
haar moeder in zich gelaten.
het heel bijzonder dat ze mij dit toevertrouwde en merkte hoeveel moeite ze
ermee had, ze had haar moeder heel hoog zitten. Er volgden verklaringen: het
was een andere tijd, er golden ongeschreven regels, het gebeurde vaker.
niet aan mij om te oordelen, dat nam ik me direct voor en dat werd ook een
houvast voor me gedurende het schrijfproces, niet oordelen, puur vertellen. Ik
vulde met mijn eigen fantasie aan wat er is gebeurd in het huis van de
schoonouders, niemand weet hoe het echt is gegaan.
realiseerde me toen ik toestemming kreeg van mijn vriendin en haar dochters om
het verhaal van Safia, moeder/oma, als uitgangspunt voor mijn boek te nemen, dat
ik een dunne grens zou bewandelen tussen feit en fictie. En daar kwam bij: kon
ik als Nederlandse schrijven vanuit Marokkaans perspectief? Maar de vraag wat
Safia bezield had om haar kindje achter te laten en wat daarvan de impact was
op haarzelf en haar nakomelingen, liet me niet meer los. Ik ben mijn vriendin
en haar dochters gaan interviewen, heb me verdiept in het verhaal, de
geschiedenis en in de Marokkaanse cultuur. Ik ben ook met mijn vriendin en haar
man naar Marokko geweest, naar het huis van haar moeder, deed daar veel
research en voelde me meer dan welkom; hun huis was mijn huis, zo werd me op
het hart gedrukt.
ik het verhaal in eerste instantie vanuit Safia, later kwamen daar een dochter
en kleindochter bij. De drie generaties verdiepen het verhaal, laten de
patronen zien die ingesleten zijn. De achtergelaten zoon kon ik niet
interviewen. Hoewel de familie contact met hem heeft, wordt er niet gesproken
over wat er is voorgevallen. Dat is jammer, maar ook dit gegeven verwerkte ik in
mijn boek en het dwong me mijn verbeeldingskracht aan te spreken.
mensen aan mij vragen: waar gaat je boek over? is dat vaak de moeilijkste vraag
om te beantwoorden, omdat het over heel veel gaat. Toch is die vraag goed, want
hij dwingt je als schrijver om focus te houden. In je dromen ga jij gaat over drie generaties Marokkaanse vrouwen
en het geheim dat hun levens beproeft. Op een dieper level gaat het om openheid,
om het onderzoeken en toelaten van ‘het vreemde’; de vreemde ander en het
vreemde in onszelf.
acht jaar zie ik hem weer. Het is een broeierige dag. De krekels krieken zonder
pauze en de zon schijnt de hele ochtend al te fel in mijn ogen. Mohand, mijn
lieve tweede man, leeft nog. We bouwen huizen en waterputten, werken aan de
toekomst. Ik wil net mijn voeten wat rust geven en water halen voor de mannen
als Yessin de keuken binnenkomt met een iets grotere jongen die ik nooit eerder
zag.
Maak je een eitje voor ons mama? We hebben honger.’
eieren, kijk naar de jongens die nu op de grond zitten, kijk naar de andere
jongen. In het zonlicht trillen stofdeeltjes, die lijken te dansen boven zijn
haren. Vreemd hoe dat zonlicht over zijn haar streelt. Ik trek mijn hand die ik
uitgestoken had vlug terug als ik de eitjes ruik. Ik snijd twee broodjes door,
laat de eitjes uit de pan glijden en giet het restje olijfolie erover. Ik geef
hen ieder een bord en ga naast ze op de grond zitten.
ander licht dan op andere dagen, zacht, de keuken ruikt naar olijfolie, er
druipt ook wat olie op zijn kin als hij zijn tanden in het broodje zet. Weer
wil ik mijn hand uitsteken, ik begrijp niet waarom.
omdat hij geen echte moeder heeft.’
broodje.
kin bewegen en er zingt een liedje door mijn hoofd. Een oud liedje waarvan de
woorden verdwenen zijn, een slaapliedje, een waakliedje.