Gewoon Anne-Laure …

hekel aan. Hysterische koopjesjagers en rommelige winkels zijn niet mijn ding. Met twee pubers in huis die sneller groeien
dan de gemiddelde kool, moet ik het erop wagen.
nodig, dus kuieren we door de mannenafdeling. Al snel blijkt dat onze smaak
niet meer overeenkomt. Vroeger kocht ik wat ik tof vond en hij trok het zonder
morren aan. Die tijden blijken nu vervlogen. Zijn
kleding moet aan een bepaalde standaard voldoen. Een standaard waar ik
duidelijk geen voeling voor heb.
een effen groene trui op, als een neutrale witte vlag en kijk naar het gezicht
van zoonlief om zijn reactie te peilen.
leeftijd.’ Hij facepalmt me. (voor wie nog niet bekend is met het werkwoord
facepalmen: zoonlief slaat met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd en
aangezicht, als in: moeder, doe niet zo dom.)
neutraliteit weer op het rek.
hipheid beperkt zich tot het dragen van sportschoenen, voornamelijk omdat
hakken een struikelblok vormen.
later, laat ik hem achter om mijn dochter te zoeken. Dochterlief staat
ondertussen bij de vrouwenkleding en keurt een jasje dat net iets te hoog op
het schap ligt. ‘Dat is mooi.’ Ze wijst
een pluizig ding met fopluipaardenprint aan.
Ik pluk het ding van het schap.
facepalm, dat valt mee.
twee truien heeft gevonden.
stapel en schat de maat die hij nodig heeft. 27/32. Met de twee truien en drie
jeansbroeken trekken we naar de pashokjes.
meegezeuld. ‘Het is zo zacht, mama. Voel eens.’
prijs en probeer uit te rekenen hoeveel die 30% korting bedraagt.
pashokje uit. De broek past aan de taille wel, maar hij heeft ‘water in de
kelder’. Het valt me nu pas op dat hij twee verschillende sokken aanheeft. Hij
heeft nu eenmaal veel éénlingen.
het alvast niet meer op dat hij zijn sokken mixt en niet matcht.
de paskamers en aait nog steeds het jasje en kijkt me poeslief aan. Da’s waar.
Ik was aan het uitrekenen hoeveel 30% was. Maar zoonlief staat in zijn
onderbroek te wachten op een broek die langer is.
van te maken.
is, dan kopen we het,’ zeg ik tegen dochterlief. Het is gemeen. Het kind heeft
problemen met rekenen. Dat is genetisch. Van moederskant.
in haar ogen, maar meteen erna beseft ze dat ze zal moeten rekenen.
het pluizig ding naast zich neer.
boekje dat ik altijd meesleep, waar voornamelijk ideetjes voor toffe moorden in
staan en blader naar een lege pagina (het is namelijk geen geschikt moment om haar
op ideeën te brengen).
papier in haar handen.
zoek naar een maat 27/34, die onvindbaar blijkt te zijn. Uiteraard. Lang en
heel smal is blijkbaar commercieel niet interessant. Of hebben alle mannen
zulke korte beentjes? Dat is me nog niet opgevallen. Dan maar een 28/34
meenemen.
zoonlief tussen een puinhoop van kleren zit. Kleding weer opvouwen of ophangen
blijkt niet in zijn planning te passen. Hij keutert aan zijn nagels.
gok…’
zien,’ wijs ik haar terecht.
lengte is prima, maar als hij zijn broek loslaat, hangt die ergens op zijn
enkels.
broek op de enkels?
winkel. Riemen zijn niet in afslag, uiteraard.
haren, gebogen over een blaadje papier waar pogingen tot berekeningen staan,
die vervolgens doorgehaald zijn.
weet het niet meer.
passen met de riem erbij. Eureka. Het past. ’10% van 60 is 6. Dus 3×6 is 18,’
zegt dochterlief.
vraagt ze.
een leuke trui hangen. Mijn maat en 30% korting. Dat is… euh… Foert. Ik gooi de
trui op de toonbank. Dit heb ik verdiend.