‘De liefhebber’

Dit gevoel kende hij maar al te goed… De duizeligheid, gepaard met de enorme hoofdpijn en de vlagen misselijkheid. Ze kwamen snel en onverwacht. Maar Rudolf haatte overgeven. Zo erg dat hij, als hij braakneigingen kreeg, deze angstvallig wegslikte. Wat trouwens meestal niet lukte. Het enige dat dan nog hielp -wist hij uit ervaring – waren enkele slokjes alcohol.
Hij zag zichzelf absoluut niet als een alcoholist. Nee, hij verkoos het woord ‘liefhebber’. Vies was hij absoluut niet van een groot glas whisky, wodka of zelfs jenever. En als hij later op de avond het verschil tussen de soorten alcohol niet meer proefde, voldeden zelfs enkele blikjes Heineken nog. Eigenlijk alle biertjes wel. Behalve Hertog Jan. Daar werd hij zo winderig van dat de misselijkheid op enorm grote schaal weer terug kwam. De lege flesjes werden elke ochtend opgeruimd door Maya, de hulp. Zo wist hij nooit hoeveel alcohol hij die avond gedronken had. Gek genoeg had Maya hem ook wel eens alcoholist genoemd. Hij moest toch eens ernstig overwegen of hij niet iemand kon vinden die haar kon vervangen. Maar dat terzijde. De grootste reden waarom hij alles niet zelf opruimde na een avond alcohol nuttigen was het feit dat zijn hoofd er niet naar stond. Er stond dan altijd een klein kaboutertje met een moker zijn hersenpan van binnen te bewerken en dat in combinatie met de duizeligheid en de enorme vlagen misselijkheid, kluisterde hem aan bed. En wanneer de braakneigingen dan kwamen, wist hij dat er maar één remedie was: whisky, wodka of jenever.
Maya zet haar fiets tegen de voorgevel van het gebouw. Haar horloge geeft 10:02 uur aan. Ze is –zoals vaak- twee minuten te laat. Niet dat het iets uit maakt, want haar baas is toch nooit echt aanwezig. De alcohol verliet nooit zijn aderen, daar was zij volledig van overtuigd. En wanneer hij dan wel aanspreekbaar is, zeurt hij alleen maar over die verschrikkelijke hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Ontspannen loopt ze de woonkamer in. Ze kijkt de kamer rond om te zien of Rudolf het dit keer een beetje netjes had gehouden. Heel even schrikt ze als ze twee blote voeten achter de bank vandaan ziet komen. Maar echt verbaasd is ze ook niet. Met korte pasjes loopt ze naar de bank toe, waar ze Rudolf aantreft. Onbewogen kijkt ze naar zijn gelaat. De naakte man heeft over zijn hele gezicht braaksel zitten en naast zijn middel ligt een leeg whiskyglas. De plakkerige substantie er naast is waarschijnlijk de opgedroogde inhoud. Hij ademt niet meer. Een diepe zucht ontsnapt Maya’s lippen. Dit zal wel een groot verlies zijn voor de alcoholindustrie…
Ook deze ochtend had Rudolf besloten een glaasje whisky te nemen als medicijn tegen zijn misselijkheid. Toen hij met een vol glas –waar hij voor de vorm wat ijsblokjes in had gegooid- terug naar bed liep werd de duizeligheid zo sterk dat hij opeens het bewustzijn verloor en ter aarde rees. De braakneigingen die zijn lichaam maakte kon hij –nu buiten bewustzijn verkerend- niet meer stoppen. De alcohol van de vorige avond vond zijn weg –in de vorm van braaksel- naar buiten en verstopte zijn luchtpijp. Gorgelend door zijn eigen braaksel stikte Rudolf. En zo was het trieste einde gekomen voor een echte alcohol ‘liefhebber’