Autopraat – Jeroen Guliker

Mannen en auto’s zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kennis over
automerken, modellen of de techniek die zich onder de motorkap schuilhoudt,
schijnt de mannelijkheid te bevestigen. Ik heb geen idee waarom, maar blijkbaar
is dat hormonaal zo bepaald. Als autopraat
een zelfstandig naamwoord zou zijn, zou het Groene Boekje er direct de letter
(m) achter plaatsen. Mijn testosterongehalte is altijd prima op orde geweest,
maar ik heb nooit iets gehad met al dat gelul over auto’s en motoren.
Waarschijnlijk wordt mijn desinteresse gevoed door een serieus gebrek aan
kennis en dat is best wel eens lastig geweest.
tiener was ik zelfs een buitenbeentje. Mijn vriendjes waren altijd met auto’s
en motoren bezig. Ik had een bloedhekel aan al die gesprekken over ik weet niet
hoeveel pk’s en nog veel meer cc’s. Hun slaapkamers waren behangen met posters
van glimmende Harley-Davidsons, supersnelle Kawasaki’s en felrode Ferrari’s. De
overvloedige aanmaak van puberaal testosteron vulde hun dromen met beelden van
hoe ze al dat moois aan de muur ooit in de echte wereld zouden berijden. Ik had
dezelfde droom, alleen hing boven mijn bed een levensgroot portret van Agneta
van Abba en op de kastdeur prijkte een affiche van de plaatselijke ijsbaan. Ach
ja, puberende jongetjes en hun ontluikende mannelijkheid, het is en blijft een
aandoenlijk verschijnsel. Een carrière als schaatser is er nooit gekomen, maar
een mooie blonde vrouw is volgens mij aardig gelukt.
we de brommerleeftijd bereikten, werd het verschil met mijn vrienden ook voor
de buitenwereld zichtbaar. Ik pufte dagelijks in een slakkengangetje op mijn
lichtelijk verwijfde Puch Maxi richting school terwijl ik links en rechts werd
ingehaald door mijn vrienden op hun opgevoerde Zundapps en Kreidlers. Het leek
wel of ik stilstond. Uiteraard deden mijn vrienden het onderhoud zelf en dus
werden de brommers maandelijks uit elkaar gehaald om ze in een andere kleur te
spuiten of te voorzien van een nóg snellere uitlaat. Mijn vrienden deden niet
onder voor professionele monteurs, een beroep waar sommigen uiteindelijk ook
daadwerkelijk voor zouden kiezen.
Rob ooit monteur zou worden, kwam voor niemand als een verrassing. Hij was de
absolute brommernerd. Nadat hij zijn Zundapp tot het laatste boutje uit elkaar
had gesleuteld, kon hij dat ding geblinddoekt weer in elkaar zetten. Mijn
vrienden vonden Rob en zijn kunstje fantastisch. Ze konden soms tot vervelens
toe in een kring om hem heen blijven staan terwijl ze hem aanmoedigden en
aanwijzingen gaven. Ik begreep niets van al dat technische gelul over betere
bougies of uitgefreesde spruitstukken en dus stond ik er meestal wat verlaten
bij. Ik vond het eigenlijk best een zielige vertoning, maar ik hield mijn kaken
stijf op elkaar. Ik had ook toen al last van een enorm grote bek, maar door
schade en schande wijs geworden wist ik dat ik maar beter geen bijdehante
opmerkingen kon maken. Ze zouden ongenadig worden afgestraft, dat was me immers
al eens eerder overkomen. Op een even zwak als onbewaakt moment had ik me
behoorlijk bij m’n ballen laten nemen. In een poging ook eens iets interessants
te zeggen had ik een nogal domme opmerking gemaakt over de carburateur van mijn
brommer. Na de nodige lachsalvo’s van mijn vrienden besloten ze mijn
onwetendheid te gelde te maken en dus werd ik naar de fietsenmaker gestuurd
voor een doosje bougievonkjes en een grote bus tussengas. Ja, wist ik veel!
de dienstplicht riep werd de inefficiëntie van de Nederlandse krijgsmacht weer
eens pijnlijk duidelijk. Ik werd naar Blerick in Noord-Limburg gestuurd.
Inderdaad, de chauffeursopleiding met, je raadt het al, iedere ochtend drie uur
lang les in autotechniek. Al dat zinloze gesleutel aan Land Rovers (laro’s voor
ingewijden) en vooroorlogse eentonners kwam me al snel de neus uit. Ik ben er
geen steek (sleutel) wijzer van geworden en heb me zes weken lang de pleuris
verveeld. Het enige dat ik heb geleerd is dat het militaire materieel net als
het personeel destijds in dezelfde deplorabele staat verkeerde als de motivatie
waarmee ik iedere ochtend op appèl verscheen.
heb inmiddels ruim dertig jaar mijn rijbewijs en ik heb in die tijd behoorlijk
wat auto’s versleten. Mooie en lelijke, grote en kleine, dure en goedkope,
zolang ze me van A naar B brachten en ik er verder geen omkijken naar had, vond
ik het allemaal prima. Aan het gelul over auto’s en motoren heb ik al die jaren
dezelfde hekel gehad. Of het nu ome Tinus was die op een verjaardag weer eens
begon over zijn nieuwe BMW, neef Henk die midden in het gangpad van de
supermarkt tot in detail vertelde hoe hij de motor van zijn Jeep Cherokee
eigenhandig had gereviseerd of buurman Arie die weer eens ongevraagd langskwam
met een update over het geldverslindende Formule 1 circus, ik heb en had nog
steeds niets met auto’s en dus kon het me allemaal compleet gestolen worden,
dat wil zeggen, tot vorig jaar.
had me overgehaald om op een regenachtige zondagmiddag bij hem op de bank
Formule 1 te komen kijken. Er was namelijk iets aan de hand. Er kondigde zich
een sensatie aan. Een Nederlandse sensatie. Als het om sport gaat, ben ik nogal
chauvinistisch ingesteld en dus was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Volgens de
buurman was het niet normaal wat dat achttienjarige lefgozertje allemaal
uithaalde in zijn (toen nog) Torro Rosso bolide. Met Arie’s enthousiasme en
uitleg van de spelregels duurde het welgeteld tien rondjes voordat ik om was en
de adrenaline door mijn lichaam voelde gieren. Of was het testosteron? Of toch
gewoon ouderwets chauvinisme?
het Max het afgelopen jaar verging, weten we natuurlijk allemaal. En ik? Ik ben
ineens fan van de Formule 1. Ik heb nog net geen poster van een snelle Red Bull
boven mijn bed hangen, maar ik mis geen enkele race. Ik kijk zelfs naar de
voor- en nabeschouwingen en geloof het of niet, ik begrijp precies waar ze het
over hebben. Ik vind de technische autopraat
van die commentatoren zelfs interessant. De circuitdetails, bandenstrategieën,
de aerodynamica van de auto’s, ik draai inmiddels nergens mijn hand nog voor om
en kan niet wachten tot de Formule 1 karavaan op 26 maart aanstaande weer van
start gaat. Mijn brommervrienden kunnen trots op me zijn. Met terugwerkende
kracht.
Guliker | Credo Uitgevers © 08-03-2017
www.jeroenguliker.nl